ECLI:NL:GHARL:2022:4975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
200.297.816
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor [naam1], die als gevolg van haar geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat is haar belangen zelf te behartigen. De vader van [naam1] heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin een bewind en mentorschap was ingesteld. De vader verzocht om zelf als bewindvoerder en [de beoogd mentor] als mentor te worden benoemd, maar het hof oordeelde dat de benoeming van een professionele, onafhankelijke bewindvoerder en mentor in het belang van [naam1] is. Het hof heeft vastgesteld dat er veel onenigheid is tussen de vader en de verweerster, Stichting [verweerster], wat kan leiden tot spanningen die schadelijk zijn voor [naam1]. De vader heeft verschillende grieven ingediend, waaronder dat hij niet op de hoogte was van het verzoekschrift van de verweerster en dat [naam1] niet door de kantonrechter is gehoord. Het hof heeft deze grieven verworpen en geoordeeld dat de belangen van [naam1] het beste gediend zijn met een onafhankelijke bewindvoerder en mentor. De beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd, en de kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.816
(zaaknummer rechtbank Gelderland 8983030 en 8983038)
beschikking van 16 juni 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.J.A. Snouckaert van Schauburg-Buchwaldt te Veenendaal,
en
Stichting [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. E.M. Breugem te Zeist.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende bij [verweerster] te [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de zus],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de zus,
en
[de broer],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de broer,
en
[de bewindvoerder], handelende onder de naam Bureau [de bewindvoerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de bewindvoerder/mentor,
en
[de beoogd mentor],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de beoogde mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (de kantonrechter), van 22 april 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. Deze beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 juli 2021;
- het verweerschrift in hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Snouckaert van Schauburg-Buchwaldt van 25 november 2021 met een reactie op het verweerschrift met producties;
- een “aanvullende toelichting verweer” van mr. Breugem van 1 december 2021 met producties 10 en 11.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 december 2021 plaatsgevonden.
De vader was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat.
Ook de moeder was bij de mondelinge behandeling.
Voorts zijn namens [verweerster] verschenen de manager behandeling en begeleiding van [verweerster] en een maatschappelijk werkster van [verweerster] , bijgestaan door de advocaat van [verweerster] en haar kantoorgenoot.
Tevens zijn verschenen de bewindvoerder/mentor en zijn medewerkster [naam2] .
Ook de beoogde mentor was bij de mondelinge behandeling aanwezig.
[naam1] en de broer en de zus zijn niet verschenen.
2.3
Op 17 februari 2022 is [naam1] door een raadsheer-commissaris op locatie bij [verweerster] gehoord. Aan partijen is een kopie van het proces-verbaal van dat verhoor van [naam1] gezonden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun schriftelijke reactie op dat proces-verbaal aan het hof te doen toekomen. De vader (bij journaalbericht van mr. Snouckaert van Schauburg-Buchwaldt van 12 april 2022) en [verweerster] (bij journaalbericht van mr. Breugem van 14 april 2022) hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

3.De feiten

3.1
[naam1] is geboren [in] 1965.
3.2
Op 20 januari 2021 heeft [verweerster] de kantonrechter verzocht een bewind in te stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam1] en een mentorschap ten behoeve van [naam1] in te stellen.
3.3
De vader en de moeder zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek door de kantonrechter aanwezig geweest.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam1] wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand, en een mentorschap ten behoeve van [naam1] ingesteld, de bewindvoerder/mentor tot bewindvoerder en mentor benoemd, en onder meer bepaald dat de bewindvoerder/mentor uiterlijk 23 april 2026 middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moet indienen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt het hof bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
primair: hem als bewindvoerder te benoemen en [de beoogd mentor] , althans hem tot mentor over betrokkene te benoemen;
subsidiair: indien hij niet alleen bewindvoerder kan worden, hem te benoemen als tweede bewindvoerder en,
indien [de beoogd mentor] , althans de vader zelf niet alleen mentor kan worden, [de beoogd mentor] , althans de vader, zelf te benoemen tot tweede mentor over betrokkene,
een en ander onder vernietiging van de financiële beslissingen in de bestreden beschikking en afgifte van nieuwe financiële beslissingen per beschikkingsdatum in het geval dat de vader en/of [de beoogd mentor] vanaf deze datum of een andere datum tot enige of tweede bewindvoerder en/of mentor worden benoemd,
althans een zodanige beslissing te geven die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
[verweerster] voer verweer. [verweerster] verzoekt het hof het beroep tegen de bestreden beschikking te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen zo nodig onder aanvulling van gronden en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Met betrekking tot het bij de bestreden beschikking ingestelde bewind en mentorschap is in hoger beroep uitsluitend in geschil wie tot bewindvoerder en mentor moet worden benoemd: het hoger beroep richt zich niet tegen de instelling van het bewind en mentorschap ten behoeve van [naam1] .
bewind
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
mentorschap
5.3
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
bewind en mentorschap
5.4
In grief 1 voert de vader aan dat de procedure in eerste aanleg niet op juiste wijze gevoerd is omdat hij het verzoekschrift van [verweerster] niet heeft ontvangen. Daardoor is hij in zijn verdediging geschaad, nu hij niet de kans heeft gekregen zijn verweer te voeren en zelfstandige verzoeken in te dienen in die procedure.
Het hoger beroep dient er mede toe omissies in eerste aanleg begaan, te herstellen. Nu de vader door middel van zijn hoger beroep de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt ten aanzien van het verzoek in eerste aanleg alsnog naar voren te brengen heeft hij geen belang bij bespreking van zijn eerste grief. Grief 1 faalt.
5.5
De vader heeft in grief 2 aangevoerd dat - kort gezegd - [naam1] ten onrechte niet door de kantonrechter is gehoord over het verzoek. De vader verzoekt het hof [naam1] alsnog te horen. Ook deze grief faalt.
Het recht van [naam1] om op het verzoek van [verweerster] gehoord te worden, vastgelegd in artikel 809 lid 2 Rv, is in de eerste plaats een recht van [naam1] zelf en zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, is niet begrijpelijk in hoeverre het achterwege laten van het horen van [naam1] door de kantonrechter de vader in zijn belangen heeft geschaad. Wat daar verder van zij, [naam1] is door het hof gehoord zodat aan dat verzoek van de vader in zoverre is voldaan.
Uit het proces-verbaal blijkt dat [naam1] in het begin van haar gesprek met de raadsheer-commissaris verklaart dat zij liever haar vriendin [de beoogd mentor] als ‘voogd’ heeft. Later in het gesprek zegt [naam1] dat zij het ‘prima’ vindt als [naam2] , de medewerkster van de bewindvoerder/mentor] de geldzaken doet. [naam1] maakt in het verhoor indirect duidelijk dat zij niet wil dat de vader het bewind voert. Het hof herkent gelet op het verloop en de inhoud van het gesprek wat de kantonrechter heeft aangenomen en wat door [verweerster] wordt aangevoerd, namelijk dat [naam1] niet in staat is zich over het verzoek uit te laten doordat zij de inhoud en de consequenties van het verzoek niet lijkt te overzien en doordat zij makkelijk beïnvloedbaar is. Het hof volgt de vader dan ook niet in zijn stelling dat de voorkeur van [naam1] zelf uitgaat naar een andere bewindvoerder of mentor.
5.6
Met grief 3 komt de vader op tegen de benoeming van de bewindvoerder/mentor tot bewindvoerder en mentor. De vader verzoekt hem en [de beoogd mentor] te benoemen als hiervoor onder 4.2 weergegeven. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is aangevoerd is gebleken dat er veel onenigheid is tussen de vader en [verweerster] . Het betreft verschil van mening over vergoedingen die moeten worden betaald voor diensten die voor [naam1] worden geleverd, activiteiten die [naam1] worden aangeboden dan wel het gebrek daaraan, en de zorg die aan [naam1] moet worden geleverd en wat zij nodig heeft. In het verleden zijn de vader en/of [de beoogd mentor] regelmatig betrokken bij complexe situaties betreffende [naam1] . Nu [verweerster] en de vader een verschillende visie hebben over voormelde discussiepunten is de samenwerking tussen hen onder druk komen te staan en is de communicatie tussen [verweerster] en de vader verslechterd. Deze situatie brengt spanningen met zich. [naam1] is gelet op haar geestelijke en lichamelijke toestand gevoelig voor spanningen en kan daardoor overprikkeld raken, hetgeen tot fysieke incidenten kan leiden zoals voorgevallen bij de ouders thuis met kerstmis 2020. Dit moet in het belang van [naam1] voorkomen worden. Het hof is dan ook van oordeel dat benoeming van een professionele, onafhankelijke bewindvoerder en mentor is aangewezen zodat er zo min mogelijk spanningen ontstaan bij de uitvoering van het bewind en het mentorschap, gelet op de discussies tussen de familie en de instelling waar [naam1] verblijft. Dat het bewind en het mentorschap tot op heden niet goed verlopen of dat de belangen van [naam1] niet goed worden behartigd is naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende, gebleken nu de stellingen van de vader daaromtrent niet dan wel onvoldoende met bewijsstukken zijn gestaafd.
5.7
Het hof is van oordeel dat gezien de complexiteit van de psychische problematiek van [naam1] , het familiesysteem waar zij deel van uitmaakt en de mate van beïnvloedbaarheid van [naam1] , het essentieel is om een professionele en onafhankelijke derde als bewindvoerder en mentor te benoemen, die uitsluitend voor de belangen van [naam1] opkomt. Dat het onderhavige bewind en/of mentorschap dermate complex is dat de benoeming van een tweede bewindvoerder en/of mentor noodzakelijk is, is niet gebleken, daargelaten dat op grond van het hiervoor overwogene voorgaande het hof van oordeel is dat de benoeming van de vader of [de beoogd mentor] tot tweede bewindvoerder en/of mentor niet wenselijk is.
5.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven.
5.9
Gelet op de aard van de zaak zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 april 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep tussen partijen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is uitgesproken op 16 juni 2022 in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.