ECLI:NL:GHARL:2022:5964
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Sap
- C.G. ter Veer
- J. Israel
- Rechtspraak.nl
Opeisbaarheid van geldleningen in de familiesfeer en de toepassing van artikel 7:129f BW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], de zoon van [geïntimeerde], tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] verplicht is om een bedrag van € 139.048,48 aan [geïntimeerde] terug te betalen, voortvloeiend uit verschillende geldleningen die hij van zijn ouders heeft ontvangen. De geldleningen zijn vastgelegd in een leningsovereenkomst en een schuldbekentenis, waarbij [appellant] zich verplichtte tot terugbetaling in termijnen. Na het overlijden van zijn vader in 2018 heeft [appellant] echter nauwelijks afgelost, wat leidde tot de opzegging van de leningen door [geïntimeerde].
In hoger beroep betoogt [appellant] dat er geen sprake is van geldleningovereenkomsten en dat de bedragen verrekend moeten worden met de erfenis van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt echter dat de documenten die door [appellant] zijn ondertekend, duidelijk de verplichting tot terugbetaling vastlegden. Het hof volgt de rechtbank in haar oordeel dat de vordering van [geïntimeerde] opeisbaar is, en verwerpt de stellingen van [appellant] over onvoldoende belang en rechtsverwerking.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2022 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, en de kosten moeten binnen 14 dagen na de uitspraak worden voldaan, anders worden ze verhoogd met wettelijke rente.