In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2013. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om samen met de moeder het gezag over hun kind te krijgen, maar dit verzoek was door de rechtbank Gelderland afgewezen. De vader ging in hoger beroep en vroeg het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en hem samen met de moeder het gezag te verlenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022 waren zowel de vader als de moeder met hun advocaten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in de afgelopen jaren geen belemmeringen heeft opgeworpen voor de omgang met de minderjarige en dat de omgang goed verloopt. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat de afwijzing van het verzoek van de vader niet in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het hof heeft ook overwogen dat de communicatie tussen de ouders, hoewel minimaal, voldoende is om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De vader communiceert via e-mail met de moeder, wat haar voorkeur heeft. Het hof concludeert dat de extra belasting voor de moeder niet zodanig is dat het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden doorbroken. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de vader samen met de moeder het gezag over de minderjarige heeft.