ECLI:NL:GHARL:2022:6033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
200.306.723
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarige na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2013. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om samen met de moeder het gezag over hun kind te krijgen, maar dit verzoek was door de rechtbank Gelderland afgewezen. De vader ging in hoger beroep en vroeg het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en hem samen met de moeder het gezag te verlenen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2022 waren zowel de vader als de moeder met hun advocaten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in de afgelopen jaren geen belemmeringen heeft opgeworpen voor de omgang met de minderjarige en dat de omgang goed verloopt. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat de afwijzing van het verzoek van de vader niet in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het hof heeft ook overwogen dat de communicatie tussen de ouders, hoewel minimaal, voldoende is om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De vader communiceert via e-mail met de moeder, wat haar voorkeur heeft. Het hof concludeert dat de extra belasting voor de moeder niet zodanig is dat het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden doorbroken. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de vader samen met de moeder het gezag over de minderjarige heeft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.723
(zaaknummer rechtbank Gelderland 357586)
beschikking van 14 juli 2022
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.A.J. Spieringhs,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Schiffart.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd in Apeldoorn,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 16 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties van de vader, binnengekomen op 7 februari 2022;
  • het verweerschrift met productie;
  • een journaalbericht van mr. Spieringhs van 6 april 2022;
  • een journaalbericht van mr. Spieringhs van 9 juni 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2013.
3.2
[de minderjarige] woont bij de moeder, samen met haar halfzusje. De moeder heeft alleen het gezag over haar.
3.3
[de minderjarige] is op 21 april 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is geldig tot 21 oktober 2022.
3.4
De vader heeft een keer per maand 2,5 uur omgang met [de minderjarige] . De omgang wordt gedeeltelijk begeleid.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader heeft in eerste aanleg verzocht om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] . In de bestreden beschikking heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gegaan tegen de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en hem alsnog samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] .
4.3
De moeder voert verweer in hoger beroep. Zij vraagt het hof om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader kan het hof verzoeken om hem samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] te belasten. Dit verzoek wordt slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (artikel 1:253c lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Het hof is van oordeel dat de vader samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] moet krijgen.
5.3
Het wettelijk uitgangspunt is dat de ouders samen het gezag over hun kind hebben. Het hof maakt uit de mondelinge behandeling op dat de vader in de afgelopen jaren geen regelzaken voor [de minderjarige] heeft belemmerd of bemoeilijkt. Het hof ziet net als de raad en de GI een betrokken vader met goede intenties. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader verloopt goed. Het hof ziet op basis van de stukken en de mondelinge behandeling geen aanwijzingen dat de vader gezagsbeslissingen zal tegenwerken of bemoeilijken als hij mede het gezag krijgt.
5.4
Het hof kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende communicatie tussen de ouders bestaat om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De ouders communiceren wel degelijk met elkaar, hoewel deze communicatie vrij minimaal is. De vader heeft verteld dat hij alleen via e-mail met de moeder communiceert, omdat de moeder niet wil dat hij dat telefonisch doet. De vader volgt hierin de wensen van de moeder. Het hof is van oordeel dat ook bij weinig onderlinge communicatie ouders samen het gezag kunnen hebben. De vader is, zoals hij zelf zegt, iemand van weinig woorden. Dit hoeft geen belemmering te zijn om samen met de moeder beslissingen over [de minderjarige] te nemen.
5.5
Het hof is om deze redenen van oordeel dat er geen risico bestaat dat [de minderjarige] bij gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders klem of verloren zal raken tussen haar ouders en dat afwijzing van het verzoek van de vader ook niet anderszins noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] .
5.6
Het hof begrijpt dat het gezamenlijk gezag voor de moeder een extra belasting met zich meebrengt. Beslissingen die zij nu alleen kan nemen, moet zij voortaan in overleg met de vader nemen. Het hof is echter ook van oordeel dat deze belasting niet zodanig is dat daarvoor het wettelijk uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden doorbroken.
5.7
Dit maakt dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 16 december 2021;
bepaalt dat de vader, [verzoeker] , voortaan samen met de moeder het gezag heeft over [de minderjarige] , geboren [in] 2013;
bepaalt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door L.M. de Wit als griffier en is op 14 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.