In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het recht op omgang van een vader met zijn kinderen. De vader had in eerste aanleg het recht op omgang met zijn kinderen ontzegd gekregen door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De kinderrechter had geoordeeld dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen, en dat de kinderen ernstige bezwaren tegen omgang met de vader hadden geuit. De vader ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de vader zich na de bestreden beschikking dreigend had uitgelaten naar de moeder en dat er geen constructief overleg mogelijk was tussen de vader en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De vader had ook geen hulp gezocht of aan zichzelf gewerkt, wat volgens het hof een veilige omgang met de kinderen in de weg stond. De kinderen hebben in hoger beroep aangegeven geen contact te willen met hun vader.
Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het recht op omgang met de kinderen voor onbepaalde tijd aan de vader is ontzegd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de veiligheid en het welzijn van de minderjarigen voorop staan. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 juli 2021 bevestigd.