ECLI:NL:GHARL:2022:6491

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.304.992
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag in eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.F.A. Raatjes, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, die de moeder alleen met het gezag over de kinderen heeft belast. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J. Engels, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader.

De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Overijssel, waar de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2022 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders al jarenlang problematisch is, met een geschiedenis van huiselijk geweld en andere problemen die de kinderen hebben beïnvloed.

Het hof heeft geoordeeld dat wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de moeder beter in staat is om de benodigde hulpverlening voor de kinderen te coördineren, en dat de vader, ondanks zijn beweringen, niet in staat is om constructief te communiceren met de moeder. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.992
(zaaknummer rechtbank Overijssel 270214)
beschikking van 26 juli 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.A. Raatjes te Assen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 12 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 januari 2022;
- het verweerschrift
.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad van de kinderbescherming (hierna: de raad);
- de begeleider van de vader vanuit [naam1] , aan wie bijzondere toestemming is verleend tot het bijwonen van de mondelinge behandeling als toehoorder;
- de begeleider van moeder vanuit [naam2] , aan wie bijzondere toestemming is verleend tot het bijwonen van de mondelinge behandeling als toehoorder.

3.De feiten

3.1
Tijdens de relatie van de vader en de moeder zijn geboren:
- [de minderjarige1] , te [plaats1] [in] 2011 (hierna: [de minderjarige1] ), en
- [de minderjarige2] te [plaats1] [in] 2015 (hierna: [de minderjarige2] ),
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
3.2
Op 13 mei 2011 is in het gezagsregister aangetekend dat ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] zijn belast. Op 3 januari 2017 is in het gezagsregister aangetekend dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] zijn belast.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 11 maart 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de moeder alleen met het gezag over de kinderen belast.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoervaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag alsnog af te wijzen, althans een andere beslissing te nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof acht zich op grond van de stukken in het dossier en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.
5.3
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag van de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.4
Het hof stelt voorop dat het de ouders al jarenlang niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Hoewel de vader en zijn advocaat benadrukken dat de ouders het verleden achter zich zouden moeten laten, kan het hof net als de rechtbank niet voorbijgaan aan het gegeven dat – zoals de vader ook niet betwist – tussen de ouders langdurig veel heeft gespeeld; huiselijk geweld, alcohol- en drugsgebruik door de vader en het niet nakomen van afspraken door de vader. Alle betrokkenen maar vooral de kinderen hebben hier de gevolgen van ondervonden. De raad heeft dit beschreven in het rapport van 27 februari 2019.
Nadien is de communicatie tussen de ouders echter niet beter geworden, zij communiceren nog steeds niet met elkaar. Daarnaast is het een tijdlang structureel niet gelukt om (contact)afspraken tussen de vader en de kinderen te laten doorgaan, van november 2020 tot mei 2021 is er helemaal geen contact geweest. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI bevestigd dat de ouders niet rechtstreeks, maar alleen door tussenkomst van de jeugdbeschermer, met elkaar kunnen communiceren en dat het, gezien het verleden, ook niet te verwachten is dat dit in de toekomst zal veranderen. Ondanks meerdere pogingen hiertoe is de communicatie tussen ouders de afgelopen jaren niet verbeterd. Hoewel de vader stelt dat hij inmiddels beschikt over andere communicatievaardigheden, heeft de moeder dat gemotiveerd weersproken. Ook de GI heeft beaamd dat communicatie met de vader vaak ‘lastig’ verloopt.
Voor de kinderen is het echter van belang dat benodigde hulpverlening zonder vertraging kan worden ingezet. In het verleden is duidelijk geworden dat als gevolg van communicatieproblemen tussen de ouders, en de noodzaak van een tussenpersoon daarbij, hulpverlening voor de kinderen, of het aanvragen van een ID-kaart onnodige vertraging heeft opgelopen.
Sinds de bestreden beschikking is daar geen sprake meer van en ervaart de moeder meer rust. Deze rust is ook in het belang van de kinderen.
5.5
Het hof is van oordeel dat al het voorgaande maakt dat de rechtbank juist heeft beslist. De moeder verstrekt, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken, inmiddels tweemaandelijks informatie over de kinderen aan de vader. Ook loopt, onder begeleiding van de GI, een vierwekelijkse zorgregeling tussen de vader en de kinderen. Het hof vertrouwt erop dat de moeder (in overleg met hulpverlening) ervoor zorgdraagt dat de vader een rol van betekenis blijft spelen in het leven van de [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
5.6
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 12 oktober 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 26 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.