ECLI:NL:GHARL:2022:6828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
200.306.008
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen vader en minderjarige in het belang van de ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, [de minderjarige3]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 26 oktober 2021 aangevochten, waarin de zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige3] waren vastgesteld. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep in overweging genomen. De ouders zijn gescheiden en hebben drie kinderen, waaronder [de minderjarige3], die sinds 12 januari 2021 bij de moeder woont. De vader heeft in het verleden omgang gehad met de kinderen, maar de moeder heeft verzocht om de omgang met [de minderjarige3] te ontzeggen, omdat dit in het belang van het kind zou zijn.

Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige3] goed functioneert in zijn huidige situatie en dat hij zelf heeft aangegeven geen contact met zijn vader te willen. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de druk van omgang te verlichten en het kind de ruimte te geven om te herstellen. Het hof heeft geconcludeerd dat het ontzeggen van het recht op omgang met de vader in het belang van [de minderjarige3] is, om hem de kans te geven om met zijn psycholoog te werken aan zijn ontwikkeling zonder de druk van contact met zijn vader. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.008
(zaaknummer rechtbank Gelderland 384298)
beschikking van 2 augustus 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 26 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 januari 2022;
- een journaalbericht van mr. Hermsen (van kantoor mr. Wekking) van 16 juni 2022 met productie 4.
2.2
Op 27 juni 2022 is [de minderjarige3] , buiten aanwezigheid van de ouders, door de voorzitter van het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2022 plaatsgevonden. Daarbij was de moeder aanwezig, samen met haar advocaat. De vader was ook bij de mondelinge behandeling. De vader had geen advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) was een raadsvertegenwoordiger aanwezig om het hof te adviseren.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2014 is het geregistreerd partnerschap van de ouders ontbonden. Deze beschikking is op 11 juli 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Apeldoorn.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder [de minderjarige1] ), geboren [in] 2005 te [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] (verder [de minderjarige2] ), geboren [in] 2008 te [woonplaats1] en
- [de minderjarige3] (verder [de minderjarige3] ), geboren [in] 2009 te [woonplaats1] .
3.3
In het door de ouders op 27 februari 2014 ondertekende ouderschapsplan, opgenomen in de beschikking van 27 juni 2014, is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is en dat zij (in beginsel) om de week in het weekend bij de vader zijn.
3.4
Bij beschikking van 27 december 2019 heeft de rechtbank Gelderland die regeling uit 2014 gewijzigd en de zorg- en opvoedingstaken voor de kinderen aldus vastgesteld dat zij bij de vader zullen verblijven:
- als de vader uit zijn ochtenddienst komt van vrijdag 17:00 uur tot maandagavond 19:00 uur;
- als de vader uit zijn nachtdienst komt van vrijdag 17:00 uur tot maandagochtend naar school;
- als de vader uit zijn middagdienst komt van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:30 uur;
- waarbij voor [de minderjarige1] geldt dat zij de vrijheid heeft dat zij na school naar de vader kan
gaan als zij daarvoor kiest;
- de feest- en vakantiedagen in onderling overleg waarbij tevens geldt dat
gedurende de vakantie de kinderen, daar waar de vader vrij kan krijgen, een of twee dagen, in overleg, bij de vader verblijven.
3.5
In de tussenbeschikking van 8 april 2021 heeft de rechtbank Gelderland, voor zover hier van belang, de raad verzocht een onderzoek in te stellen en de rechtbank te adviseren over de volgende vragen;
• Is een wijziging van de hoofdverblijfplaats, conform het verzoek van vader, in het
belang van [de minderjarige1] ?
• Welke mogelijkheden zijn er voor een zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige1] ?
• Zijn er factoren die een regeling belemmeren? Hoe en op welke termijn zijn deze
factoren op te heffen?
• Is een wijziging van de verdeling van de dagelijkse zorg, conform het verzoek van
de moeder, in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ?
• Hoe dient de zorgregeling qua vorm en frequentie, in het belang van de kinderen
vorm gegeven te worden?
3.6
Op 5 augustus 2021 heeft de raad zijn rapport uitgebracht.
3.7
[de minderjarige1] verblijft sinds 12 januari 2021 bij de vader en in de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen voor [de minderjarige3] .
4.2
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking zijn, voor zover hier van belang, de zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige3] aldus verdeeld dat [de minderjarige3] om de week twee uur begeleid contact heeft met zijn vader, welke zorgregeling onder regie van de hulpverlening ( [naam1] ) kan worden uitgebreid met als doel de
zorgregeling zoals deze in de beschikking van 27 december 2019 staat omschreven te
hervatten.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige3] en opnieuw rechtdoende
de bij beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 27 juni 2014
vastgelegde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en de vader
het recht op zorg- en opvoedingstaken met [de minderjarige3] te ontzeggen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Voorop staat dat [de minderjarige3] en de vader in beginsel recht hebben op omgang met elkaar. De rechter kan dit recht op verzoek van de moeder, al dan niet voor bepaalde tijd, ontzeggen. Dat is onder meer mogelijk indien de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige3] of indien omgang (anderszins) in strijd is met zwaarwegende belangen van [de minderjarige3] (artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5. 2 Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een regeling inzake toedeling van zorg- en opvoedingstaken en elke beslissing waarbij een contactverbod is opgelegd is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een regeling te doen vaststellen.
5.3
Het hof is van oordeel de vader het recht op omgang met [de minderjarige3] moet worden ontzegd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.4
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling besproken blijkt dat het goed gaat met [de minderjarige3] . Hij woont bij zijn moeder, haar vriend en zijn broer [naam2] , Op school gaat het goed en hij heeft leuke vrienden. Zowel met zijn vrienden als met zijn psycholoog kan hij praten over wat hij heeft meegemaakt. [de minderjarige3] heeft zelf verteld aan het hof dat hij het fijn vindt als hij niet wordt gedwongen om zijn vader te zien. Nu hij zijn vader niet ziet, is het rustiger. Hij wil graag zelf bepalen wanneer er weer contact kan zijn.
De moeder heeft bevestigd dat het goed gaat met [de minderjarige3] . De gesprekken met de huidige hulpverlener gaan goed. Binnenkort zal voor [de minderjarige3] gestart worden met EMDR.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader verteld dat het beter met hem gaat. Hij heeft therapie, is rustiger dan voorheen en reageert minder uit emotie. Verder heeft de vader verteld dat hij [de minderjarige3] heel erg mist en graag weer contact met hem zou willen hebben. Ook [de minderjarige1] , de zus van [de minderjarige3] die bij vader woont, wil graag weer contact met haar broer. De vader gunt [de minderjarige3] echter de tijd die hij nodig heeft om te herstellen en zal geen contact met [de minderjarige3] afdwingen.
5.6
De raad heeft in het kader van zijn advies aan het hof op de mondelinge behandeling verklaard dat al op veel manieren is geprobeerd om [de minderjarige3] te helpen in in het herstellen van het contact met zijn vader. Het is goed dat [de minderjarige3] met een psycholoog kijkt naar wat de onderliggende blokkades zijn en hoe [de minderjarige3] kan worden ondersteund. Het is duidelijk dat er bij [de minderjarige3] nu geen ruimte is voor contact met zijn vader. [de minderjarige3] moet niet de druk voelen om omgang te moeten hebben. Het is positief dat de vader hem die ruimte geeft en [de minderjarige3] dat ook hoort. De raad wil de ouders meegeven dat het voor [de minderjarige3] belangrijkis dat zij hem vertellen dat zij samen hebben afgesproken komend jaar niet te werken aan omgang tussen de vader en [de minderjarige3] maar dat zij het tempo van [de minderjarige3] volgen. De vader moet echter niet uit beeld raken en betrokken blijven bij hulpverlening, aldus de raad.
5.7
Gelet op vorenstaande acht het hof het in belang van [de minderjarige3] dat op dit moment de vader het recht op omgang wordt ontzegd. Het afdwingen van contact met de vader levert [de minderjarige3] stress en onrust op. Door tijdelijk de vader de omgang te ontzeggen krijgt [de minderjarige3] de ruimte om met zijn psycholoog en door middel van EMDR het verleden een plek te geven. Als de hulpverlening ruimte maakt voor contactherstel, fysiek of per app of e-mail, heeft de moeder op de mondelinge behandeling toegezegd dit contact niet in de weg te staan. Een nieuwe gerechtelijke procedure is daarvoor dan niet nodig. Het hof gaat er vanuit dat de hulpverlening de vader op de hoogte houdt van het verloop van de behandeling van [de minderjarige3] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
26 oktober 2021 voor over het de daarin opgenomen verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige3] betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de in de beschikking van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2014 vastgestelde verdeling van zorg- en opvoedingstaken en ontzegt de vader het recht op omgang met [de minderjarige3] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, M.H.F. van Vugt en A.T. Bol, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 2 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.