ECLI:NL:GHARL:2022:6975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.314/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en ontvankelijkheid in hoger beroep bij verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van [appellant], wonende in de Verenigde Staten, tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 7 juli 2021 geoordeeld dat [appellant] te laat in verzet was gekomen tegen een verstekvonnis van 24 april 2019, waarbij de gemeente Kampen vorderingen tegen hem had ingesteld. Het hof moest beoordelen of het hoger beroep ontvankelijk was en of de Nederlandse rechter rechtsmacht had over de zaak, gezien het internationale aspect van de woonplaats van [appellant].

Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had, omdat de overeenkomst tussen partijen in Nederland uitgevoerd moest worden. Tevens werd vastgesteld dat [appellant] tijdig in hoger beroep was gekomen, maar dat hij zijn verzuim om de zaak tijdig ter rolle in te schrijven had hersteld met een herstelexploot. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank dat [appellant] te laat in verzet was gekomen, omdat de termijn van acht weken, die gold voor gedaagden zonder bekende woonplaats in Nederland, ruimschoots was verstreken. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

De zaak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzet en de gevolgen van internationale woonplaatsen voor rechtsmacht en ontvankelijkheid in civiele procedures. Het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad over de bekendheid van vonnissen in andere procedures en de verantwoordelijkheden van partijen en hun advocaten in dergelijke situaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.305.314/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 263017)
arrest van 9 augustus 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] , Verenigde Staten van Amerika,
appellant,
bij de rechtbank: gedaagde en eiser in de verzetprocedure,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. B.P. van Overeem, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Gemeente Kampen,
gevestigd te Kampen,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres en gedaagde in de verzetprocedure,
hierna:
de gemeente,
advocaat: mr. R.C.K. van Andel, die kantoor houdt te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
7 juli 2021 dat de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 6 oktober 2021,
- het herstelexploot van 27 november 2021,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens heeft de gemeente de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.Rechtsmacht en bevoegdheid

3.1
Deze zaak heeft een internationaal aspect omdat [appellant] in de Verenigde Staten van Amerika woont. De Nederlandse rechter moet ambsthalve beoordelen of hij bevoegd is om over het geschil te oordelen.
3.2
Dit geschil heeft betrekking op verbintenissen uit een overeenkomst die de gemeente en [appellant] hebben gesloten en die tot onderwerp heeft de realisatie van woningbouw op en nabij de gronden van betonfabriek Prefabo aan de [adres] te [plaats] .
3.3
Op grond van artikel 6 aanhef en onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of uitgevoerd moet worden.
3.4
De door partijen gesloten overeenkomst moest in Nederland uitgevoerd worden. Daarom komt aan de Nederlands rechter rechtsmacht toe. Verder geldt op grond van artikel 109 Rv dat het hof bevoegd is, omdat de gemeente, de oorspronkelijk eiseres, binnen dit ressort zetelt.

4.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1
[appellant] is bij exploot van dagvaarding van 6 oktober 2021 tijdig in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 7 juli 2021. [appellant] heeft de gemeente bij dat exploot opgeroepen tegen de roldatum van dinsdag 16 november 2021.
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 125 lid 2 Rv dient het exploot van dagvaarding ter griffie te worden ingediend, uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend voorafgaand aan de in de dagvaarding vermelde roldatum. [appellant] heeft echter verzuimd de zaak tijdig ter rolle (op de agenda) van het hof in te schrijven.
4.3
Artikel 125 lid 5 Rv bepaalt dat de aanhangigheid van het geding vervalt indien het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op de in lid 2 genoemde dag is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht.
4.4
[appellant] heeft zijn verzuim met het herstelexploot van 27 november 2021 tijdig (namelijk binnen veertien dagen na 16 november 2021) hersteld, zodat hij in zoverre in zijn hoger beroep kan worden ontvangen.

5.Waar gaat deze zaak over en wat vindt het hof?

5.1
De gemeente Kampen heeft [appellant] in 2018 gedagvaard voor de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, en heeft een aantal vorderingen tegen hem ingesteld. [appellant] is in die procedure niet verschenen (heeft verstek laten gaan). De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 januari 2019 nadere informatie gevraagd van de gemeente. Bij eindvonnis van 24 april 2019 heeft de rechtbank de vorderingen van de gemeente bij verstek (dat wil zeggen bij afwezigheid van [appellant] ) grotendeels toegewezen.
5.2
[appellant] is bij dagvaarding van 9 februari 2021 in verzet gekomen tegen die verstekvonnissen (heeft daartegen bezwaar gemaakt) en heeft gevorderd dat de rechtbank de vorderingen van de gemeente alsnog afwijst. De rechtbank heeft dat niet gedaan. Na een mondelinge behandeling via Skype te hebben gehouden, heeft de rechtbank bij vonnis van
7 juli 2021 geoordeeld dat [appellant] te laat in verzet is gekomen, zodat de rechtbank niet aan een inhoudelijke beoordeling van zijn verweren toekomt.
5.3
[appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank en is daar met één grief tegen opgekomen. Hij vordert in dit hoger beroep om het vonnis van de rechtbank van
7 juli 2021 te vernietigen en de vorderingen van de gemeente alsnog af te wijzen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van de gemeente in de kosten van de procedure in beide instanties.
5.4
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat [appellant] te laat verzet heeft ingesteld tegen het verstekvonnis van 24 april 2019. Het vonnis van 7 juli 2021 zal daarom worden bekrachtigd. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.

6.Beoordeling van de grief

6.1
Op grond van artikel 143 Rv kan een gedaagde die bij verstek is veroordeeld, daartegen verzet doen. Volgens het tweede lid van dat artikel moet dat verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. De in de eerste volzin bedoelde termijn is acht weken indien de gedaagde ten tijde van de in de eerste volzin bedoelde betekening of daad geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in
Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is.
6.2
Het verstekvonnis van 24 april 2019 is niet aan [appellant] in persoon betekend. [appellant] heeft geen woonplaats in Nederland, maar wel een bekende woonplaats in de Verenigde Staten van Amerika. Dat betekent dat voor hem de in artikel 143 lid 2 Rv genoemde termijn van acht weken geldt.
6.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat die termijn op het moment dat de verzet dagvaarding werd uitgebracht - 9 februari 2021 - ruimschoots was verstreken omdat uit de akte die de advocaat van [appellant] op 18 september 2019 in een andere procedure namens hem heeft genomen, blijkt dat (de advocaat van) [appellant] toen over voldoende gegevens beschikte om zich tijdig en adequaat tegen het verstekvonnis te kunnen verzetten.
6.4
Het gaat daarbij om een procedure die bij de rechtbank Noord-Holland werd gevoerd onder zaaknummer C/15/289047 tussen [appellant] (en [naam1] ) enerzijds en Nieuwenhuis Bouw BV (hierna: Nieuwenhuis) anderzijds. Mr. B.P. van Overeem trad ook in die procedure voor [appellant] op.
Nieuwenhuis heeft in die procedure bij akte van 14 augustus 2019 als productie 2 een afschrift van het verstekvonnis dat op 24 april 2019 in de onderhavige procedure tussen de gemeente en [appellant] was gewezen, in het geding gebracht.
6.5
Mr. Overeem heeft zich in de procedure tegen Nieuwenhuis namens [appellant]
(en [naam1] ) bij akte van 18 september 2019 als volgt over de overgelegde stukken uitgelaten:
1.
Bij akte van 14 augustus 2019 heeft Nieuwenhuis stukken in het geding gebracht die zien op een procedure die de gemeente Kampen heeft gevoerd tegen [appellant] . [appellant] en [naam1] waren met deze stukken niet bekend. [appellant] is zich niet bewust van enige executiemaatregel en ook [naam1] is - opmerkelijk genoeg - niet door de Gemeente Kampen in de executiemaatregelen gekend. Dat laatste is opmerkelijk nu [naam1] toch deelgenoot van [appellant] is in het perceel dat in deze procedure bekend staat als Kavel 34.
2. De procedure en executiemaatregelen van de gemeente Kampen zijn echter op geen enkele wijze van invloed op de onderhavige procedure. [appellant] en [naam1] zullen de geëigende maatregelen treffen tegen de gemeente Kampen, maar daar staat Nieuwenhuis verder buiten. [appellant] en [naam1] zullen hun eventuele verplichtingen jegens Nieuwenhuis ook nakomen.
6.6
[appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank aan genoemde akte ten onrechte de conclusie heeft verbonden dat dit als een daad van bekendheid van [appellant] kan worden gezien omdat
a) het een geheel andere procedure betreft waarin het verstekvonnis is overgelegd;
b) hij in de betreffende procedure alleen formeel was betrokken omdat hij de vordering die inzet vormde van die procedure had overgedragen aan zijn voormalig zakelijk partner [naam1] . Om die reden bestond er volgens [appellant] voor zijn raadsman geen reden de inhoud van de bewuste productie met hem te delen.
6.7
Het hof overweegt als volgt. Dat het verstekvonnis in een andere procedure is overgelegd en besproken, doet niet ter zake. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van
2 oktober 2009 ECLI:NL:HR:2009:BJ1249 immers geoordeeld dat uitlatingen en handelingen in rechte (ook in een andere, buitenlandse procedure) een aan de desbetreffende procespartij toe te rekenen daad van bekendheid in de zin van artikel 143 Rv kunnen opleveren.
6.8
[appellant] was als partij in de procedure met Nieuwenhuis betrokken en werd daarin door dezelfde advocaat vertegenwoordigd als die hem in de onderhavige verzetprocedure en in hoger beroep bijstaat. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, blijkt uit de in die procedure genomen akte genoegzaam dat de advocaat van [appellant] in ieder geval op
18 september 2019 bekend was met de inhoud van het verstekvonnis. De advocaat van [appellant] beschikte daarmee over de benodigde informatie om tegen dat vonnis verzet in te stellen. Hij kondigde in die akte ook zonder voorbehoud aan dat [appellant] de geëigende maatregelen tegen de gemeente zou nemen. Deze uitlatingen zijn aan [appellant] toe te rekenen.
6.9
[appellant] benadrukt (overigens zonder zijn stellingen op dat punt nader te onderbouwen) dat hij slechts formeel en niet materieel betrokken was in de procedure tegen Nieuwenhuis. Om die reden zou zijn advocaat geen reden hebben gezien hem op de hoogte te stellen van het bestaan en de inhoud van het verstekvonnis dat in de procedure tussen de gemeente en [appellant] was gewezen.
6.1
Het hof acht die redenering onnavolgbaar. Immers, wat er zij van [appellant] positie in de procedure tegen Nieuwenhuis, het gegeven dat er een verstekvonnis tegen hem was gewezen in de procedure tegen de gemeente, was voor [appellant] van wezenlijk belang. [appellant] was naar eigen zeggen wel via zijn advocaat op de hoogte geraakt van het bestaan van die procedure en het feit dat daarin op 23 januari 2019 een tussenvonnis was gewezen, zodat het niet aannemelijk is dat zijn advocaat hem niet heeft geïnformeerd over het verstekvonnis.
In de akte van 18 september 2019 kondigt de advocaat van [appellant] bovendien aan dat [appellant] de geëigende maatregelen zal treffen tegen de gemeente. Dat veronderstelt dat hij daarover overleg heeft gevoerd met [appellant] .
Voor zover de advocaat [appellant] zonder overleg met hem heeft gehandeld, komt dat voor rekening en risico van [appellant] .
6.11
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verzettermijn van acht weken op
18 september 2019 is gaan lopen. Die termijn was op 9 februari 2021, de dag waarop [appellant] uiteindelijk in verzet is gekomen, ruimschoots verstreken.

7.Slotsom

De grief faalt. Het beroep wordt verworpen en het vonnis van de rechtbank van 7 juli 2021 wordt bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze worden aan de zijde van de gemeente begroot op € 5.689,- aan verschotten (griffierecht) en op € 4.851,- (1 pt, tarief VII) aan salaris voor de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 7 juli 2021;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 5.689,- voor verschotten en op € 4.851,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, M.W. Zandbergen en W.F. Boele en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
9 augustus 2022.