In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van twee woningen in Zaltbommel, gelegen aan [adres1] 19 en [adres1] 21. De heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel had de WOZ-waarden voor deze woningen vastgesteld op respectievelijk € 84.000 en € 110.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. De belanghebbende, eigenaar van de woningen, had bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen, wat leidde tot een uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2021, waarin de rechtbank de waarden verlaagde tot € 80.000 en € 105.000. Zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 3 augustus 2022 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij lagere waarden bepleitte, terwijl de heffingsambtenaar de oorspronkelijke waarden verdedigde. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen, waarbij het de taxatierapporten van de heffingsambtenaar in overweging nam. Het Hof oordeelde dat de vergelijkingspanden die door de heffingsambtenaar waren gebruikt, minder goed bruikbaar waren, maar dat ze desondanks een indicatie gaven van het waardeniveau in de gemeente Zaltbommel.
Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar erin geslaagd was aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, terwijl dat van de heffingsambtenaar gegrond werd verklaard. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.