Op 23 september 2019 heeft [naam1] aan [naam2] een brief geschreven met de volgende inhoud:
“Geachte heer [naam2] ,
Op 2 november 2015 is Well Services Group een "Overeenkomst van opdracht"
met NWSC B.V. aangegaan voor de duur van de opdracht, doch ten hoogste voor
drie jaar. Zij eindigde van rechtswege op 31 oktober 2018 of zoveel eerder als de opdracht afgerond is, zonder dat daarvoor enige opzegging nodig is. Nu blijkt uit onze administratie dat er sinds einde opdracht nog steeds maandelijkse facturen worden gestuurd door NWSC B.V. Wij kunnen in onze administratie geen documenten vinden die deze facturen ondersteunen of vergoelijken.
WSG heeft dan ook besloten om de facturen 2154 en 2156 niet meer te vergoeden.
De facturen zullen dan ook worden teruggestuurd naar NWSC B.V.
Na intern overleg over de facturen die wel (onbedoeld) betaald zijn na 31 oktober
2018 is er besloten gezien de goede relatie en de uitstekend uitgevoerde opdracht
(die per 31 oktober 2018 eindigde) om deze betalingen in der minne te schikken.
De intern geldende coulance regeling zal worden toegepast: dit betekent dat de
gestuurde en betaalde facturen na 31 oktober 2018 gezien worden als onderdeel
van de "overeenkomst van opdracht" die per 31 oktober 2018 wegens rechtswege
beëindigt is zonder dat daarvoor enige opzegging nodig is. Alle rechten en weren
voorbehouden. Voor de duidelijkheid: WSG zal geen gebruik maken van het recht
om deze gelden terug te halen.
Well Services Group wil de heer [naam2] bij deze bedanken voor zijn getoonde
inzet en de uitgevoerde werkzaamheden en wenst hem veel succes in de toekomst.”