Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de kinderalimentatie. De man, verzoeker, had in eerste aanleg een beschikking gekregen van de rechtbank Gelderland, waarin werd bepaald dat hij met ingang van 22 oktober 2021 een maandelijkse bijdrage van € 450,- moest betalen voor de verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind. De man verzocht het hof om de werking van deze beschikking te schorsen, omdat hij stelde dat hij niet op de hoogte was van de procedure in eerste aanleg en daardoor niet in staat was om verweer te voeren.
Het hof heeft vastgesteld dat de man niet behoorlijk was opgeroepen voor de procedure in eerste aanleg, maar oordeelde dat dit geen kennelijke misslag opleverde. Het hof benadrukte dat het aan de man was om aan te tonen dat hij de vastgestelde kinderalimentatie niet kon betalen en dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde. Ondanks dat de man financiële gegevens had overgelegd, was het onduidelijk gebleven wat zijn werkelijke draagkracht was, omdat hij geen belastingaangiften of andere relevante documenten had ingediend.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het belang van de vrouw bij het uitvoeren van de bestreden beschikking zwaarder woog dan het belang van de man bij schorsing van de alimentatie. Het verzoek van de man werd dan ook afgewezen. Deze beslissing werd genomen door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was en de uitspraak openbaar werd gedaan.