ECLI:NL:GHARL:2022:8185

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
Wahv 200.294.904/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Pullens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslotenverklaring en toepassing van feitcodes in verkeershandhaving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, heeft hoger beroep ingesteld tegen een sanctie van € 140,- die was opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Donaulaan in Purmerend op 27 december 2019. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de sanctie was opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) die niet bevoegd was om deze sanctie op te leggen, omdat de geslotenverklaring niet was ingesteld met het doel van leefbaarheid of het tegengaan van overlast. Het hof oordeelt dat de feitcode R550b, die oorspronkelijk was toegepast, niet correct was en wijzigt deze naar feitcode R550a, met een lager sanctiebedrag van € 95,-.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene in het gelijk is gesteld en dat de proceskosten voor rechtsbijstand dienen te worden vergoed. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 1.232,38. De beslissing van de kantonrechter is vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.294.904/01
CJIB-nummer
: 231516051
Uitspraak d.d.
: 22 september 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 16 maart 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 19 april 2022 is een aanvullend schrijven, met bijlage, van de gemachtigde ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de advocaat-generaal. De griffier van het hof heeft de advocaat-generaal verzocht daarop te reageren.
Bij schrijven van 14 juni 2022 heeft de advocaat-generaal schriftelijk gerageerd. Deze reactie is (in kopie) doorgestuurd aan de gemachtigde. Deze heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd
van € 140,- voor: “handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 27 december 2019 om 12:29 uur op de Donaulaan in Purmerend met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de sanctie in de onderhavige zaak is opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) die is beëdigd voor het domein openbare ruimte. Gelet op de ten tijde van de gedraging geldende en de op grond van de in artikel 6.4 van de Beleidsregels boa genoemde bijlage bij de “Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar” (de Regeling), onder 16, is de bevoegdheid van de boa om te handhaven op gedragingen als de onderhavige begrensd tot situaties die gerelateerd kunnen worden aan de leefbaarheid, het tegengaan van overlast of aan de bescherming van het milieu of de natuur. Nu in deze zaak uit een verkeersbesluit, noch uit de overige beschikbare informatie blijkt dat de geslotenverklaring is ingesteld met dit doel, was de boa niet bevoegd een sanctie op te leggen voor de onderhavige gedraging.
3. Het bestaan van de bevoegdheid van de ambtenaar is het uitgangspunt. Dit brengt ook mee dat ervan wordt uitgegaan dat de ambtenaar blijft binnen de grenzen van de hem toegekende bevoegdheden en dat de door de gemachtigde bedoelde informatie geen deel hoeft uit te maken van het dossier. Dat is slechts anders als op onderbouwde wijze wordt betwist dat de geslotenverklaring in relatie tot het in de Regeling vermelde doel is ingesteld (vgl. het arrest van het hof van 26 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3347). Dat is casu niet het geval. Deze grond treft geen doel.
4. De gemachtigde van de betrokkene voert daarnaast aan dat in het onderhavige geval geen sprake is van een specifieke rijstrook, een zogenaamde doelgroepenstrook, op de snelweg. Het hier op de betreffende locatie binnen de bebouwde kom aanwezige bord C1 met een onderbord met daarop de tekst “uitgezonderd lijnbussen” valt daarom niet onder feitcode R550b, maar onder feitcode R550a. De gemachtigde verwijst hiervoor naar de uitleg die de Commissie Feiten en Tarieven (hierna: CFT) na een daartoe strekkend verzoek van de advocaat-generaal in een andere zaak bij het hof heeft gegeven op de vraag waarom deze twee verschillende feitcodes met verschillende sanctiebedragen naast elkaar bestaan.
De CFT heeft naar aanleiding van deze vraag aangegeven dat feitcode R550b is bedoeld voor specifieke rijstroken ofwel doelgroepenstroken op de snelweg (bijvoorbeeld busstroken). Bij dergelijke doelgroepenstroken is sprake van een hogere maximumsnelheid en dus meer gevaarzetting en dus meer kans op hinder, hetgeen een hoger sanctiebedrag rechtvaardigt. Dit betekent volgens de gemachtigde dat de sanctie in dit geval is opgelegd op grond van een onjuiste feitcode (met een hoger sanctiebedrag) en de feitcode dient om die reden naar feitcode R550a te worden gewijzigd.
5. Feitcode R550a en feitcode R550b betreffen beide de overtreding van artikel 62 jo. bord C1 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Het hof gaat uit van de omschrijvingen van de gedragingen en de bijbehorende feitcodes, zoals vermeld in de bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wahv. Volgens voornoemde bijlage - zoals die gold ten tijde van de gedraging - ziet feitcode R550a op het als bestuurder
gebruiken van een wegin strijd met bord C1 en feitcode R550b op het als bestuurder in strijd met bord C1
gebruiken van een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen (doelgroepstroken). In de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen (uitgave januari 2019) is dit op overeenkomstige wijze weergegeven.
6. De op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van de ambtenaar van 23 maart 2020 luidt - zakelijk weergegeven - als volgt:
Op 27 december 2019, omstreeks 12.29 uur, bevond ik mij op de Donaulaan in Purmerend. Ik zag dat een personenauto van het merk Volkswagen, met het kenteken [kenteken] , door de bussluis reed. De plaatselijke bebording geeft duidelijk aan dat het passeren van de bussluis alleen is toegestaan voor lijnbussen.
7. Uit de stukken van het dossier volgt dat door middel van een bord C1 met een onderbord was aangegeven dat de geslotenverklaring bestemd was voor alle verkeer, met uitzondering van lijnbussen.
8. Aldus heeft de betrokkene gebruik gemaakt van een weg die slechts voor een aangewezen categorie voertuigen - lijnbussen - bestemd was en kan worden vastgesteld dat de gedraging, zoals omschreven in feitcode R550b, is verricht. Dat de gedraging niet is vastgesteld op de snelweg doet daaraan niet af.
9. De uitleg van de CFT, die geen regelgevende bevoegdheid heeft, vindt geen steun in de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van de regeling. Nu evenmin is gesteld of gebleken dat staande praktijk is dat in situaties als deze feitcode R550a wordt toegepast, kan niet worden geoordeeld dat de ambtenaar niet de juiste feitcode heeft toegepast.
10. De advocaat-generaal is niettemin van mening dat de inleidende beschikking, voor wat betreft de feitcode, in dit geval dient gewijzigd te worden naar R550a, met het sanctiebedrag van € 95,-. Toepassing van feitcode R550a (algemene feitcode) in plaats van feitcode R550b (specifieke feitcode) is in een situatie als de onderhavige niet uitgesloten, zodat het hof, gelet op de eigenstandige bevoegdheid die het openbaar ministerie in deze heeft, de advocaat-generaal hierin zal volgen. Dit betekent dat de omschrijving van de gedraging zal worden gewijzigd in: “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen” en het sanctiebedrag zal worden vastgesteld op € 95,-.
11. Nu de betrokkene in het gelijk is gesteld (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en
1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786) komen de proceskosten die zijn gemaakt voor beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de telefonische hoorzitting in administratief beroep een 0,5 punt toekennen, voor de tweede keer wordt 0,25 toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.232,38 (= 1,75 x € 541,- x 0,5 + 2 x € 759,- x 0,5).
12. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking in zoverre dat de omschrijving van de gedraging en de bijbehorende feitcode worden vastgesteld op: “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen”, feitcode R550a en stelt het sanctiebedrag op € 95,-;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv teveel tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.232,38.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.