Uitspraak
hierna: [appellant] ,
1.De procedure bij de rechtbank
2.2. De procedure bij het hof
- de brief met bijlagen van 8 september 2022 van de curator;
- de brief met bijlagen van 12 september 2022 van mr. Klomp en
- twee brieven met bijlage(n) van 15 september 2022 van mr. Klomp.
Tot de bijlagen behoort een brief van de curator van 15 september 2022, waarin zij
gemotiveerd aangeeft waarom er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
- [appellant] , bijgestaan door mr. Klomp, en [naam1] , beëdigd tolk in de Turkse taal;
- de curator;
- [naam2] van Profez Nijmeijer, beschermingsbewindvoerder van [appellant] en
- [naam3] , begeleider van Zorgcentra Het Mozaïek.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.2 [appellant] heeft volgens de in hoger beroep overgelegde schuldenoverzichten van de curator in totaal bijna € 222.000,00 aan schulden. Tot deze schulden behoren onder meer een schuld aan de belastingdienst van € 143.743,88, een schuld aan het CJIB van € 7.254,00 en een schuld aan Interbank N.V. van € 23.921,35.
In zijn beroepschrift heeft [appellant] hierop een beroep gedaan.
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] het zicht op zijn onderneming is kwijtgeraakt toen hij in 2017 werd geconfronteerd met zowel een echtscheiding als met ernstige gezondheidsklachten als gevolg waarvan zijn administratie niet (langer) op orde was en overzicht verloren is gegaan over inkomsten, schulden en vorderingen op derden. Dat wordt ondersteund door het feit dat op zijn schuldenlijst tot 2017 geen ondernemings-schulden worden vermeld. Daarnaast blijkt uit het door [appellant] overgelegde medisch rapport dat de gezondheidsklachten vanaf 2016 toenemen en in verband worden gebracht met de scheiding. Vanaf 2019 wordt het medisch onderzoek naar zijn gezondheidsklachten uitgebreid en een ernstige ziekte geconstateerd waarvoor hij wordt behandeld.
Uit de schuldenlijst blijkt voorts dat de meeste schulden in die periode (2018-2019) zijn ontstaan. Voor [appellant] spreekt dat hij omstreeks de beëindiging van de activiteiten in zijn onderneming (op of rond 1 januari 2019) heeft ingezien dat hij zelf niet (voldoende) in staat was om zijn financiën te beheren. Hij heeft beschermingsbewind aangevraagd, dat medio februari 2019 is ingegaan. Uit de schuldenlijst en de verklaring van de beschermings-bewindvoerder blijkt dat [appellant] na 2019 geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan en sprake is van een bestendige stabiele financiële situatie. Verder is positief dat [appellant] ook voor zijn mentale problemen hulp en begeleiding heeft ingeroepen en aanvaard.
4.De beslissing
26 september 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.