ECLI:NL:GHARL:2022:8728

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.306.588
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders in het belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van de ouders van een minderjarige, geboren in 2010. De moeder en de vader zijn in een geschil verwikkeld over de verdeling van de zorg voor hun dochter, die bij de vader woont. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de moeder is in hoger beroep gegaan tegen de bestreden beschikking van 2 november 2021, waarin de zorgregeling was gewijzigd. De moeder verzoekt om een co-ouderschapsregeling waarbij de minderjarige om en om bij beide ouders verblijft, terwijl de vader verweer voert en in incidenteel hoger beroep vraagt om een wijziging van de zorgregeling op dinsdag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022 zijn beide ouders en hun advocaten aanwezig. Het hof heeft de wens van de minderjarige, die meer tijd bij haar vader wil doorbrengen, meegewogen, maar ook de loyaliteitsproblematiek die hierbij komt kijken. Het hof oordeelt dat de ouders samen verantwoordelijk zijn voor de situatie van de minderjarige en dat zij moeten leren om hun dochter uit hun strijd te halen. Het hof besluit uiteindelijk de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen waarbij de minderjarige een aaneengesloten week bij de moeder en een aaneengesloten week bij de vader verblijft, met een wisselmoment op zondagavond om 19.00 uur. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.588
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 509902)
beschikking van 11 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht,
en
[verweerder],
woonplaats [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.L.M. Smeets te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 12 november 2020 en 2 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 2 november 2021 wordt hierna de ‘bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 februari 2022;
- het verweerschrift met incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Smeets van 25 mei 2022 met productie;
- een journaalbericht van mr. Ter Avest van 2 juni 2022;
- een journaalbericht van mr. Ter Avest van 8 juni 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Ter Avest van 19 augustus 2022 met producties (reactie op het incidenteel hoger beroep van de vader).
2.2
Op 22 augustus 2022 heeft raadsheer-commissaris mr. M.H.F. van Vugt samen met de griffier gesproken met na te noemen [de minderjarige] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 augustus 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een zittingsvertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming.
2.4
Mr. Smeets heeft het hof verzocht geen acht te slaan op de punten 3 tot en met 6 in de brief van mr. Ter Avest van 19 augustus 2022, omdat mr. Ter Avest door het hof alleen in de gelegenheid is gesteld een reactie te geven op het incidenteel hoger beroep en de punten 3 tot en met 6 daar geen betrekking op hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Smeets verduidelijkt dat de moeder een nieuw verzoek heeft gedaan, in strijd met de twee conclusie-regel en dat zij daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard. Het hof ziet geen reden dit deel van de brief mr. Ter Avest buiten beschouwing te laten. Het hof ziet het voorstel van de moeder (randnummer 17 in het verweerschrift tegen het incidenteel appel) als een nadere invulling, een en ander in lijn met de meest actuele situatie. Zij blijft daarmee binnen de grenzen van de rechtsstrijd tussen partijen zoals die blijkt uit het beroepschrift en het verweerschrift in het principaal en in het incidenteel hoger beroep.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2010, over wie zij samen het gezag uitoefenen. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij haar vader.
3.2
Bij tussenbeschikking van 12 november 2020 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vastgesteld en de raad verzocht te onderzoeken welke zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is.
3.3
De raad heeft de rechtbank op 20 juli 2021 gerapporteerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de verdeling tussen hen van de zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige] in geschil.
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking is de door partijen (kennelijk conform een concept ouderschapsplan van april 2017) overeengekomen zorgregeling als volgt gewijzigd:
  • [de minderjarige] verblijft bij de moeder één weekend in de 14 dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school en in de andere week van maandagmiddag uit school tot dinsdagavond 19.00 uur, de helft van de schoolvakanties, feestdagen en bijzondere dagen, zoals opgenomen in het ouderschapsplan, waarbij [de minderjarige] de eerste helft van de week bij de ouder is bij wie zij volgens de weekendregeling is, en de tweede helft bij de andere ouder, met een wisselmoment op woensdag om 13.00 uur;
  • op de overige dagen en tijden verblijft [de minderjarige] bij de vader.
Verder is bepaald dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en als volgt te beslissen:
- de zorg over [de minderjarige] wordt verdeeld in die zin dat [de minderjarige] om en om de ene week bij haar vader is en de andere week bij haar moeder, waarbij het wisselmoment op zondagavond 19.00 uur plaatsvindt;
- [de minderjarige] verblijft de helft van de schoolvakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij vader en moeder zoals is opgenomen in het ouderschapsplan, met dien verstande dat als de vakantie één week beslaat, [de minderjarige] het eerste deel aansluitend is bij de ouder bij wie ze ingevolge de reguliere regeling al verblijft in het weekend voorafgaand en het tweede deel bij wie ze is in het weekend aansluitend, met een wissel op woensdag om 13.00 uur.
4.3
De vader voert verweer en is op zijn beurt met een grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader vraagt het hof in het principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep of haar beroep ongegrond te verklaren. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader de bestreden beschikking te vernietigen, alleen voor zover het de zorgregeling op de dinsdagmiddag betreft, en te bepalen dat [de minderjarige] één weekend in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school en in
de andere week van maandagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school bij de moeder verblijft, kosten rechtens.
4.4
De moeder voert verweer en zij vraagt het verzoek van de vader in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan - voor zover hier van belang - omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.2
Niet in geschil is dat de omstandigheden zijn gewijzigd, zodat een hernieuwde beoordeling van de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met betrekking tot [de minderjarige] op zijn plaats is. De afspraken tussen de ouders over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de vakanties zijn niet in geschil.
standpunten moeder en vader
5.3
De moeder stelt - kort weergegeven - dat de rechtbank ten onrechte 1) het zwaartepunt van haar beslissing heeft laten rusten op de wens van [de minderjarige] , 2) voorbij is gegaan aan het advies van de raad en 3) er vanuit gaat dat de vader zijn verantwoordelijkheid als ouder in het stimuleren van het contact tussen de moeder en [de minderjarige] op zich neemt. [de minderjarige] wordt volgens de moeder sterk beïnvloed door de vader. Bovendien heeft de rechtbank [de minderjarige] in strijd met een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor na de zitting gesproken en de ouders vervolgens niet de mogelijkheid geboden op de zakelijke weergave van de verklaring van [de minderjarige] te reageren. Nu de vader tot nu toe aan geen enkel traject heeft meegewerkt, begrijpt de moeder niet waarop de verwachting van de rechtbank is gebaseerd dat de vader een parallel ouderschap traject of een ander soortgelijk traject zal volgen en dat hij, wanneer er ruimte is voor [de minderjarige] om meer contact te hebben met de moeder, dit zal ondersteunen en faciliteren.
5.4
De vader betwist de visie van de moeder. Hij heeft steeds geprobeerd de stem van [de minderjarige] te laten horen en hij vindt dat de rechtbank terecht de mening van [de minderjarige] zwaar heeft laten wegen. Uit de gesprekken bij de raad en de rechtbank blijkt volgens de vader dat [de minderjarige] heel goed in staat is haar mening kenbaar te maken. Volgens de vader is het niet in strijd met een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor dat de rechter na de mondelinge behandeling met [de minderjarige] heeft gesproken, want de moeder en de vader waren al op de hoogte van het standpunt van [de minderjarige] . Volgens de vader is de rechtbank niet voorbij gegaan aan het advies van de raad. De rechtbank heeft het advies van de raad zorgvuldig meegewogen en de beslissing is controleerbaar en aanvaardbaar. De vader betreurt tot slot het standpunt van de moeder over zijn gebrek aan medewerking in hulpverleningstrajecten en ondersteuning van [de minderjarige] in het contact met de moeder. De vader is al in december 2021 gestart met een traject parallel ouderschap bij drs. [naam1] bij [naam2] , gevestigd te [plaats1] . De vader heeft [de minderjarige] altijd ondersteund in situaties met betrekking tot de moeder, aldus de vader.
5.5
In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader om een wijziging van de zorgregeling op de dinsdag. [de minderjarige] heeft bij de vader meermaals te kennen gegeven dat de dinsdagmiddag eens per veertien dagen haar zwaar valt. [de minderjarige] gaat na school en haar zang- en balletles liever meteen naar het huis van de vader en niet eerst nog langs bij moeder. Dat is, aldus de vader, een veel natuurlijkere en rustigere overgang. Het is ook passend bij haar leeftijd dat [de minderjarige] zelf bepaalt wanneer zij naar de moeder gaat.
5.6
De moeder is het daar niet mee eens. Volgens de moeder zegt de vader zich wel in te spannen voor vermeerdering van het contact tussen de moeder en [de minderjarige] , maar doet hij in incidenteel hoger beroep toch het verzoek dit contact verder in te perken. Vader verschuilt zich achter [de minderjarige] en probeert op die manier de rol van de moeder in het leven van [de minderjarige] te verkleinen. De vader heeft in de ogen van de moeder te lang te veel beslist over [de minderjarige] . De machtsbalans tussen de ouders moet worden hersteld, aldus de moeder.
oordeel hof
5.7
Het hof is net als de raad van oordeel dat de vaststelling van een co-ouderschapsregeling waarbij [de minderjarige] de ene week bij de vader is en de andere week bij de moeder, met het wisselmoment op zondagavond 19.00 uur, het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.8
Vanaf eind 2016 is er al hulpverlening in het vrijwillige kader betrokken bij de opvoeding van [de minderjarige] . Op verzoek van de moeder is eind 2016 - begin 2017 het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) betrokken geweest. In januari 2019 heeft Samen Veilig Midden Nederland (SAVE) onderzoek gedaan naar de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] . De ouders zijn van januari tot en met augustus 2019 vanuit SAVE begeleid. Zowel in 2019 als in 2020 is, ondanks een ‘drangtraject’ vanuit SAVE, ouderschapsbemiddeling door Youké niet van de grond gekomen, omdat de ouders niet dezelfde doelen hebben, terwijl het advies van Youké was om toe te werken naar parallel ouderschap. De bij deze zaak betrokken hulpverleners, en ook de raad in zijn rapport van 20 juli 2021, zien dat de ouders allebei het beste voor hebben met [de minderjarige] , dat [de minderjarige] het zowel bij de moeder als bij de vader thuis goed heeft, maar dat [de minderjarige] last heeft van de strijd die de ouders - met als inzet [de minderjarige] - voeren. Het hof rekent het beide ouders aan dat zij [de minderjarige] in deze positie hebben gebracht. Nu de ouders niet tot een constructieve samenwerking kunnen komen, staat het hof voor de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het minst schadelijk is voor [de minderjarige] .
5.9
[de minderjarige] is consistent in haar wens om (steeds) meer tijd bij haar vader en zijn gezin door te brengen. In haar gesprek met de raad, de rechtbank en het hof heeft zij verteld dat zij liever meer bij het gezin van de vader is dan bij de moeder. [de minderjarige] geeft echter ook aan dat zij in twee werelden leeft en dat zij dat moeilijk vindt. Hoewel het hof, net als de rechtbank, de mening van [de minderjarige] belangrijk vindt, kent het hof daaraan in navolging van het advies van de raad vanwege de geconstateerde loyaliteitsproblematiek bij [de minderjarige] geen doorslaggevende betekenis toe. Volgens de raad op de mondelinge behandeling in hoger beroep lijkt [de minderjarige] zó klem te zitten tussen haar ouders dat zij voor het gezin van de vader heeft gekozen. De raad verwacht dat, wanneer het de ouders lukt om zich te richten op hun eigen opvoedingssituatie en [de minderjarige] de ruimte te geven om in beide opvoedingssituaties weer volledig zichzelf te kunnen zijn, ook weer een situatie ontstaat voor [de minderjarige] waarin ze de ruimte voelt om even veel tijd met de vader als met de moeder door te brengen. In deze situatie is het in het belang van [de minderjarige] dat ze een aaneengesloten week bij ieder van de ouders kan zijn, zodat ze zo min mogelijk wisselingen hoeft te ondergaan en de ruimte heeft om te wennen in de opvoedingssituatie waar ze op dat moment is, aldus de raad. Het hof ziet in tegenstelling tot de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om hier anders dan de deskundigen van de raad over te oordelen.
5.1
Het hof overweegt in aanvulling daarop dat het voor [de minderjarige] het beste zou zijn wanneer de moeder en de vader leren hoe zij hun dochter uit hun strijd halen: de ouders hebben samen [de minderjarige] in deze positie gebracht en zij kunnen haar daar samen ook weer uit halen. Het hof sluit zich dan ook aan bij het dringende advies van de raad aan de ouders om zich te melden bij het wijkteam voor deelname aan ‘Kinderen uit de knel’ of een ander vergelijkbaar traject. De moeder heeft inmiddels een cursus parallel ouderschap gevolgd. De vader niet. De gesprekken die de vader met mw. drs. [naam1] van [naam2] heeft gevoerd om, naar zijn eigen zeggen, zijn ideeën over het ouderschap te toetsen, zijn door hem ongetwijfeld als nuttig ervaren, maar zijn niet vergelijkbaar met het traject dat de rechtbank in de bestreden beschikking voor ogen heeft gehad. Gedacht moet worden aan de module ‘Parallel Ouderschap’ van Youké of een daarmee vergelijkbaar traject.
511. Voor alle duidelijkheid merkt het hof tot slot op dat de afspraken tussen de ouders over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de vakanties en de feestdagen ongewijzigd van kracht blijven.

6.Conclusie

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief.
6.3
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het tijdens die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende
in het principaal hoger beroep
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
2 november 2021, voor zover het de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders met betrekking tot [de minderjarige] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de afspraken tussen de ouders met betrekking tot de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader als volgt:
[de minderjarige] verblijft een aaneengesloten week bij de moeder en een aaneengesloten week bij de vader, met een wisselmoment op de zondagavond om 19.00 uur;
bekrachtigt die beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in het incidenteel hoger beroep
wijst het verzoek van de vader af;
in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en E. de Boer, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, als griffier, en is op 11 oktober 2022 door mr. Van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.