ECLI:NL:GHARL:2022:8729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
200.306.732
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en registratie geboorteakten bij het Marokkaanse consulaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling tussen ouders na hun scheiding. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 november 2021, waarin een zorgregeling voor de kinderen was vastgesteld. De ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun drie kinderen, geboren in 2012, 2013 en 2017. De vader verzocht om wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen om het weekend bij hem zouden verblijven en hij de verantwoordelijkheid voor het halen en brengen van de kinderen zou krijgen. De rechtbank had echter bepaald dat de moeder de kinderen naar het wisselpunt moest brengen, wat de vader financieel ontlastte. Het hof oordeelde dat de door de rechtbank vastgestelde regeling in het belang van de kinderen was en dat de vader zijn financiële verantwoordelijkheden niet voldoende onderbouwde. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees de verzoeken van de vader af, inclusief het verzoek om de geboorteakten van de kinderen te registreren bij het Marokkaanse consulaat, omdat niet was aangetoond dat dit in het belang van de kinderen was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.732
(zaaknummer rechtbank Gelderland 392348)
beschikking van 11 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A.M. Verkuijlen in Sint-Oedenrode,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. van den Berg in Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 12 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, binnengekomen
op 4 februari 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2012;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2013;
  • [de minderjarige3] , die is geboren [in] 2017.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
3.3
De kinderen hebben tot voor kort onder toezicht gestaan van de gecertificeerde instelling stichting Jeugdbescherming Gelderland (verder te noemen: de GI).
3.4
In de beschikking van 8 januari 2019 heeft dit hof een zorgregeling vastgesteld. Volgens die zorgregeling verbleven de kinderen eerst vijf keer één zaterdag per twee weken bij de vader van 9.30 uur tot 15.30 uur ( [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ) of van 9.30 uur tot 11.00 uur ( [de minderjarige3] ) en daarna vijf keer één zaterdag per twee weken van 9.30 uur tot 17.00 uur ( [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ) of van 9.30 uur tot 12.00 uur ( [de minderjarige3] ). Het hof heeft bepaald dat de ouders een verdere uitbreiding van de zorgregeling zelf overeen moesten komen, waarbij de regie bij de GI zou liggen als zij er zelf niet zouden uitkomen.
3.5
Daarna is in onderling overleg, zoals door het hof bedoeld, de zorgregeling bepaald, waarbij de kinderen steeds in een periode van drie weken twee weken bij de vader verblijven van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar het wisselpunt in [plaats1] brengt, waar de vader hen ophaalt en de vader de kinderen op zondag weer terugbrengt naar [plaats1] , waar de moeder hen ophaalt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de rechtbank heeft de vader verzocht om:
- de op 8 januari 2019 door het hof Arnhem-Leeuwarden vastgestelde zorgregeling en zoals die nadien in overleg is gewijzigd, te wijzigen in de zin dat:
o alle drie de kinderen om het weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven;
o de kinderen de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader verblijven, nader in onderling overleg in te vullen;
o te bepalen dat de moeder de kinderen naar het woonadres van de vader brengt en de vader de kinderen weer terugbrengt naar het woonadres van de moeder;
o subsidiair een zorgregeling vast te stellen, waaronder begrepen het verblijf van de kinderen bij de vader en de regeling inzake het vervoer naar de vader en het vervoer terug naar de moeder, zoals de rechtbank in goede justitie vindt.
  • de vader vervangende toestemming te verlenen om de geboorteakten van de kinderen te laten registreren bij het Marokkaanse consulaat;
  • subsidiair de vader te machtigen om mede namens de moeder de geboorteakten van de kinderen te laten registreren bij het Marokkaanse consulaat.
4.2
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- de genoemde beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 8 januari 2019 gewijzigd en volgende zorgregeling vastgesteld:
o alle drie de kinderen verblijven bij de vader:
o om de week een weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt op het afgesproken wisselpunt in [plaats1] ;
o conform de aangehechte onderling getroffen regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen, die beschouwd moet worden als onderdeel van de bestreden beschikking;
  • de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het meer of anders verzochte afgewezen;
  • bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
4.3
De vader is met twee grieven in hoger beroep gegaan tegen de bestreden beschikking. De grieven zien op de regeling voor het halen en brengen van de kinderen en op de afwijzing van het verzoek tot het registreren van de geboorteakten bij het Marokkaanse consulaat. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te beslissen als volgt:
- wijzigt de beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 8 januari 2019 en stelt de volgende zorgregeling vast:
o alle drie de kinderen verblijven om het weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader, waarbij de moeder de kinderen brengt naar het woonadres van de vader en de vader de kinderen terugbrengt naar het woonadres van de moeder;
o conform de aan de bestreden beschikking gehechte onderling getroffen regeling voor de vakanties en feestdagen;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen, in plaats van de toestemming van de moeder, om de geboorteakten van de kinderen te laten registreren bij het Marokkaanse consulaat in Nederland;
  • subsidiair de vader te machtigen om mede namens de moeder de geboorteakten van de kinderen te laten registreren bij het Marokkaanse consulaat in Nederland.
4.4
De moeder voert verweer in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat de vader en de kinderen (mede) de Marokkaanse nationaliteit hebben. De Nederlandse rechter is in deze zaak bevoegd, omdat de kinderen in Nederland wonen (artikel 8 van Verordening Brussel
IIbis). Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, past het hof Nederlands recht toe in deze zaak (artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Zorgregeling
5.2
De ouders hebben samen het gezag. De rechter kan op verzoek van de ouders of één van hen een eerdere beslissing over de zorgregeling wijzigen, als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:253a en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.3
Allereerst stelt het hof vast dat niet in geschil is dat de omstandigheden zijn gewijzigd. De zorgregeling waarbij de kinderen van elke drie weken twee weekenden naar de vader gingen, wordt namelijk niet meer uitgevoerd. Het hof beoordeelt de zorgregeling daarom opnieuw.
5.4
De vader is het grotendeels eens met de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld. Het hoger beroep van de vader richt zich enkel tegen de beslissing dat de vader de kinderen haalt en brengt op het wisselpunt in [plaats1] . De vader verzoekt het hof te bepalen dat de moeder de kinderen naar [woonplaats1] brengt en dat de vader hen terugbrengt naar [woonplaats2] . Het verzoek is ingegeven door vaders financiële situatie,
5.5
Het hof is van oordeel dat van de moeder niet verwacht kan worden dat zij de kinderen elke twee weken op vrijdagmiddag naar [woonplaats1] brengt. De moeder neemt al het overgrote deel van de zorg voor de kinderen op zich, zowel voor wat betreft de opvoeding als de kosten. Daarnaast werkt de moeder en volgt zij een opleiding. Als gevolg daarvan heeft de moeder in haar drukke dagelijks leven al weinig vrije tijd om met de kinderen door te brengen. Als de moeder de kinderen ook nog elke twee weken naar [woonplaats1] moet brengen, blijft daarvoor nog minder tijd over. Dat is niet in het belang van de kinderen.
5.6
De vader werkt niet. Voor hem is de tijd die hij kwijt is met het heen en weer rijden daarom niet belastend. Bovendien is de moeder de vader ook op het gebied van het halen en brengen al tegemoetgekomen, doordat zij de kinderen wel haalt en brengt naar het wisselpunt in [plaats1] , zodat de vader niet steeds naar [woonplaats2] hoeft (door) te rijden, en ook zijn kosten van het halen en brengen beperkt zijn tot de afstand [woonplaats1] - [plaats1] . Het halen en brengen tussen [woonplaats1] en [plaats1] is op dit moment het enige punt waarop de vader de moeder – ook financieel – ontlast. Hiermee geeft de vader het belangrijke signaal naar de kinderen af dat hun beide ouders zich inspannen voor hen.
5.7
Om de bovenstaande redenen is het hof van oordeel dat de rechtbank een juiste haal- en brengregeling heeft bepaald. Het hof is van oordeel dat deze zorgregeling het meest in het belang is van de kinderen. Het hof wijst het verzoek van de vader over de zorgregeling dus af.
5.8
De onderliggende reden voor het hoger beroep van de vader is enkel financieel. De vader stelt dat hij het financieel niet kan opbrengen om de kinderen te brengen en te halen. De vader stelt dat hij om medische redenen nog niet kan re-integreren, maar onderbouwt die stelling niet. De vader heeft ook niet verder gemotiveerd wat hij doet om zijn financiële situatie te verbeteren. De moeder daarentegen heeft uitgelegd hoe zij de afgelopen jaren enorm hard heeft gewerkt en nog steeds hard werkt om een betere financiële toekomst te creëren. De moeder heeft de vader al diverse keren aangeboden dat hij de € 50,- per maand die hij nu aan kinderalimentatie betaalt, achterwege mag laten als compensatie voor zijn reiskosten. Op de zitting bij het hof heeft de moeder dit aanbod opnieuw herhaald. Het hof merkt daarbij nog op dat het het hof ook ter zitting is opgevallen dat de vader niet alleen zijn aandeel in de (vervoers)kosten van de kinderen op moeder probeert af te wentelen, maar zelfs vindt dat de moeder voor de helft moet bijdragen in bijvoorbeeld reparatiekosten voor de auto die hij nodig heeft voor het halen en brengen. Het zou de vader echter ten zeerste sieren als hij zelf ook de financiële verantwoordelijkheid zou dragen voor deze drie kinderen.
Registratie geboorteakten bij het Marokkaanse consulaat
5.9
De ouders worden het niet eens over de registratie van de geboorteakten van de kinderen bij het Marokkaanse consulaat. Dit is een gezagsbeslissing die zij aan de rechter kunnen voorleggen (artikel 1:253a BW). Ook in dit geval kijkt de rechter naar alle omstandigheden van het geval en neemt hij een beslissing die hij voor het kind wenselijk vindt.
5.1
De vader stelt dat hij volgens het Marokkaanse recht verplicht is om de geboorteakten van de kinderen in te schrijven bij het Marokkaanse consulaat. De vader heeft deze stelling echter niet onderbouwd met stukken. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat deze verplichting daadwerkelijk bestaat. Reeds daarom zal het hof dit verzoek afwijzen.
5.11
Bovendien is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat het inschrijven van de geboorteakten in het belang van de kinderen is. Het hof kan zich vinden in het standpunt van de moeder, dat het in het belang van de kinderen is dat zij later, als zij ouder zijn, zelf kunnen beslissen of zij hun geboorteakte willen laten inschrijven of niet.
5.12
Het hof wijst beide verzoeken van de vader over het inschrijven van de geboorteakten bij het Marokkaanse consulaat dus af. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking bekrachtigt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 12 november 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 11 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.