Uitspraak
hierna: de Adviescommissie);
Overwegingen:
Daartoe heeft verdachte aangevoerd dat slechts gegevens kunnen worden opgevraagd met betrekking tot een behandeling. Daarbij dient dus sprake te zijn geweest van een patiëntrelatie met een medische professional. Dat was bij twee van de vier instanties die een dossier hebben verstrekt niet het geval. Van de andere twee instanties zijn de beschikbare gegevens te oud om bruikbaar te zijn.
Het verstrekken van de informatie maakt inbreuk op het recht van privacy van verdachte, dat wordt beschermd door artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het delen van andere gegevens dan de medische gegevens is niet te rechtvaardigen.
Ten slotte heeft de Adviescommissie niet binnen de wettelijke termijn advies uitgebracht.
Daarbij heeft zij uiteengezet dat de regeling tot doorbreking van het medisch beroepsgeheim die hier wordt toegepast, in overeenstemming is met artikel 8 EVRM.
Verder blijkt uit het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi (Bagwo) dat de Adviescommissie wel degelijk ook andere dan medische gegevens kan opvragen.
De verstrekking van de gegevens is ten slotte gerechtvaardigd en proportioneel gelet op de ernst van de verdenking en omdat niet op een andere, minder ingrijpende wijze tot een advies gekomen kan worden over verdachtes geestvermogens.
De in het eerste lid neergelegde adviestermijn van dertig dagen is reeds wettelijk bepaald. Dit is geen fatale termijn in die zin dat er geen rechtsgevolgen zijn verbonden aan het niet binnen die termijn afkomen van een advies.
Indien een behandelend arts of gedragsdeskundige niet bij naam bekend is, wordt het verzoek tot verstrekking van het dossier gericht tot de instelling waar de weigerende observandus is behandeld of de zorgaanbieder die de weigerende observandus heeft behandeld. Om die reden omvat de definitie van «de behandelaar» tevens de rechtspersoon bij wie het dossier wordt opgevraagd. In het geval dat het dossier bij een rechtspersoon wordt opgevraagd wijzigt uiteraard niet dat uiteindelijk een dossier van een arts of gedragsdeskundige wordt opgevraagd.
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De leidende uitspraak van het EHRM inzake de vertrouwelijkheid van medische gegevens is de uitspraak van 25 februari 1997 in de zaak Z. tegen Finland (appl. no. 22009/93). In die uitspraak heeft het EHRM overwogen dat de bescherming van medische gegevens essentieel is voor een effectief genot van het recht op eerbiediging van het privéleven. De vertrouwelijkheid van medische gegevens is een fundamenteel beginsel dat wezenlijk is, niet alleen omwille van het gevoel van respect voor zijn privacy van de patiënt, maar ook om zijn of haar vertrouwen in de medische professie en in de gezondheidszorg in het algemeen te behouden. Aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van medische gegevens komt dan ook een zwaar gewicht toe en een beperking hierop is slechts dan gerechtvaardigd wanneer deze wordt ingegeven door een dwingende eis in het algemeen belang («overriding requirement in the public interest»). Uit deze uitspraak volgt ook dat een zodanige «dwingende eis van algemeen belang» gelegen kan zijn in strafrechtelijke belangen. Het EHRM erkent uitdrukkelijk dat de belangen van de patiënt en van de maatschappij in het algemeen bij de vertrouwelijkheid van medische gegevens hoewel fundamenteel, onder omstandigheden toch ondergeschikt kunnen zijn aan strafrechtelijke belangen. Dit is het geval wanneer is aangetoond dat die strafrechtelijke belangen even zwaar of zwaarder wegen dan het belang van de vertrouwelijkheid van gegevens.Het op grond van de voorgestelde regeling inzake weigerende observandi vorderen en verwerken van persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de verdachte zonder zijn toestemming is aan te merken als een inmenging in diens recht op eerbiediging van zijn privéleven. Wij zijn evenwel van oordeel dat wij tot een zorgvuldige regeling zijn gekomen, die aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dat deze inmenging in het privéleven mitsdien gerechtvaardigd is. De voorgestelde regeling berust allereerst op een formeel-wettelijke grondslag, die een duidelijk beeld geeft van de omstandigheden waaronder en van, aan en door wie de persoonsgegevens betreffende de gezondheid kunnen worden gevorderd, verstrekt dan wel verwerkt (…)Mede naar aanleiding van opmerkingen uit het veld en de Tweede Kamer hebben wij in die regeling bovendien de nodige waarborgen opgenomen. In dit verband wijzen wij graag in het bijzonder op het volgende:(…)• over de reden van de weigering van de verdachte om mee te werken aan enig onderzoek wordt zo mogelijk gerapporteerd zodat deze reden kenbaar is en door de officier van justitie respectievelijk de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij de beoordeling kan worden betrokken;• de kring van personen aan wie de persoonsgegevens betreffende de gezondheid worden verstrekt is zo beperkt mogelijk gehouden. Deze worden in eerste instantie uitsluitend verstrekt aan en verwerkt door een onafhankelijke multidisciplinaire commissie en in voorkomende gevallen tevens aan de gedragsdeskundigen ten behoeve van het opstellen van een rapport of advies over de mogelijke aanwezigheid van een geestesstoornis;(…)• voor het ter beschikking stellen van de persoonsgegevens aan de gedragsdeskundigen is een schriftelijke machtiging van de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vereist. In de vordering tot verlening van een schriftelijke machtiging zet de officier van justitie zijn redenen voor de vordering uiteen. Wanneer de vordering volgt op een negatief advies van de commissie, dan rust op hem daarbij een zwaardere motiveringsplicht;(…)• voordat de penitentiaire kamer beslist op de vordering hoort hij de verdachte. Aldus is geborgd dat de rechter bij zijn beslissing naast het advies van de commissie en het standpunt van de officier van justitie tevens alle voor de verdachte relevante feiten en omstandigheden, waaronder de reden voor diens weigering om medewerking te verlenen aan enige rapportage en zijn visie op het gebruik van de bestaande medische gegevens, kan betrekken. Wanneer de penitentiaire kamer daartoe aanleiding ziet, kan deze ook de voorzitter van de commissie horen;• tegen de beslissing van de penitentiaire kamer kan cassatie worden ingesteld. In de regeling zoals wij die hadden voorgesteld, werd de schriftelijke machtiging afgegeven door de rechter-commissaris, waarna eerst hoger beroep en vervolgens cassatie openstond. Als gevolg van het aangenomen amendement Van Toorenburg (nr. 23), dat werd ingegeven door het advies van de Raad voor de rechtspraak, is niet langer de rechter-commissaris, maar de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevoegd tot het afgeven van de schriftelijke machtiging. Dit heeft tot gevolg dat het oorspronkelijk voorziene hoger beroep is komen te vervallen. Tegen dit verlies van een extra aan te wenden rechtsmiddel staat echter dat in de samenstelling van de penitentiaire kamer, waarvan een psychiater en een psycholoog deel uitmaken, een nieuwe extra waarborg is gelegen;(…)De regeling dient voorts meerdere in het tweede lid van artikel 8 EVRM opgesomde gelegitimeerde doelen. Dit betreft zowel de bescherming van toekomstige slachtoffers (de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen), als de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten en de bescherming van de gezondheid (van de toekomstige slachtoffers) of de goede zeden.(…)
(Eerste Kamer 2012-2013, 32398, F, blz. 13-18)
BESLISSING
wijst afde vordering tot verlening van een machtiging voor het gebruik van persoonsgegevens van [verdachte] .