ECLI:NL:GHARL:2022:8806

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
200.313.911
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een disharmonisch intelligentieprofiel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De moeder, die het gezag over het kind heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 28 april 2022 de uithuisplaatsing had verlengd tot 9 mei 2023. De moeder betoogde dat de ingezette hulpverlening niet aansloot bij haar disharmonisch intelligentieprofiel en verzocht om een deskundigenonderzoek. Het hof oordeelde echter dat de kinderrechter terecht had besloten tot verlenging van de uithuisplaatsing, omdat de belangen van het kind voorop staan en er geen aanleiding was om de hulpverlening als onvoldoende te beschouwen. Het hof merkte op dat de GI intensieve hulpverlening had ingezet en dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat was om de nodige stabiliteit te bieden voor het kind. Het hof wees het verzoek om een deskundigenonderzoek af, omdat dit de onzekerheid voor het kind zou verlengen. De beschikking van de kinderrechter werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.911
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 536185)
beschikking van 13 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling stichting
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de
pleegouders van [de minderjarige],
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.1. Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2016 te [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] staat sinds 10 februari 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd en geldt tot 9 mei 2023.
2.3
[de minderjarige] is uithuisgeplaatst geweest tussen 10 februari 2019 en 10 november 2019. Daarna is [de minderjarige] in september 2020 nog één week uithuisgeplaatst geweest.
2.3
In de beschikking van 30 april 2021 heeft de kinderrechter opnieuw een machtiging uithuisplaatsing voor [de minderjarige] verleend. Sindsdien woont [de minderjarige] bij de pleegouders.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op
28 april 2022 op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] (in een voorziening voor pleegzorg) verlengd tot 9 mei 2023 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder om een nader onderzoek te gelasten op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. De moeder verzoekt het hof om:
I. De beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] af te wijzen, dan wel in duur te bekorten;
II. Een nader onderzoek (NIFP) te gelasten op grond van 810a lid 2 Rv.
4.2
De GI voert verweer in hoger beroep.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het hoger beroepschrift, binnengekomen op 28 juli 2022, met producties;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Pool van 19 september 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Pool van 26 september 2022 met productie.
De zitting bij het hof was op 27 september 2022. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • [naam1] , vertrouwenspersoon van de moeder, als toehoorder.

6.De redenen voor de beslissing

Uithuisplaatsing
6.1
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
6.2
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft verlengd.
6.3
Het hof stelt vast dat de GI al veel intensieve hulpverlening heeft ingezet om te werken aan een thuisplaatsing van [de minderjarige] . De GI heeft hulpverlening ingezet van [naam2] , [naam3] , [naam4] en [naam5] . Na de tweede uithuisplaatsing van [de minderjarige] in september 2020 is intensieve ambulante begeleiding van [naam6] ingezet. De moeder heeft verteld dat zij deze hulpverlening niet als intensief heeft ervaren. Volgens de moeder kwamen de hulpverleners soms maar een kwartiertje langs. Het hof merkt echter op dat begeleiding die vijf dagen per week langskomt, wel degelijk intensief kan worden genoemd. [naam6] heeft na anderhalf jaar geconstateerd dat het hen niet lukte om met de moeder aan doelen te werken. De moeder maakte onvoldoende ontwikkeling door. Toen heeft de GI besloten om de moeder en [de minderjarige] aan te melden voor een gezinsopname bij GGZ Drenthe, locatie Beilen. Hoewel de moeder de gezinsopname in Beilen als erg rommelig heeft ervaren, heeft de GI terecht opgemerkt dat een gezinsopname de meest intensieve vorm van hulpverlening is die mogelijk is.
6.4
De moeder stelt dat bij de ingezette hulpverlening, en met name de gezinsopname in Beilen, geen rekening is gehouden met het disharmonisch intelligentieprofiel van de moeder. Daardoor sloot de hulpverlening niet goed aan bij de moeder en heeft zij niet de kans gehad om te laten zien dat zij voor [de minderjarige] kan zorgen. Het hof ziet echter geen aanleiding om de moeder te volgen in dit standpunt. De GI heeft verteld dat GGZ Beilen de expertise heeft om met mensen met een disharmonisch intelligentieprofiel om te gaan. Daarbij komt dat [de minderjarige] en de moeder voor de gezinsopname zijn ‘gescreend’ om te bepalen of zij geschikt waren voor de opname. Als GGZ Beilen niet goed had kunnen aansluiten bij de moeder, hadden zij de gezinsopname niet doorgezet.
6.5
Het hof merkt daarnaast op dat de moeder meerdere hulpverleningstrajecten positief heeft afgesloten. Het hof is van oordeel dat hieruit blijkt dat deze trajecten wel degelijk goed aansloten bij de moeder (en haar intelligentieprofiel). Het hof merkt echter ook op dat de moeder, nadat zij zo’n traject heeft afgesloten, vaak een terugval heeft gehad. Juist deze terugvallen vormen een bedreiging voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Het hof is van oordeel dat de terugvallen niet lijken te zijn ontstaan doordat de hulpverlening niet goed aansluit bij de moeder, maar als gevolg van de meervoudige problematiek die bij de moeder speelt. De moeder heeft bijvoorbeeld ook problemen (gehad) met alcohol- en drugsgebruik en conflicten met haar (ex-)vriend.
6.6
Met de GI is het hof van oordeel dat de moeder erg haar best doet en tijdens een hulpverleningstraject positieve stappen kan zetten, maar dat duidelijk is dat het haar niet lukt om de positieve ontwikkelingen vast te houden. Het hof merkt op dat [de minderjarige] een opvoeder nodig heeft die altijd beschikbaar voor haar is en die hierin stabiel en betrouwbaar is. Het hof deelt de visie van de GI dat de moeder [de minderjarige] dat in elk geval op dit moment niet kan bieden.
6.7
Daarom is het hof van oordeel dat de machtiging uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is en dus terecht is verlengd. Het hof is ook van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet in duur verkort moet worden. Er is namelijk nog geen zicht op of, en zo ja wanneer, de moeder [de minderjarige] wel zou kunnen bieden wat zij nodig heeft.
Deskundigenonderzoek
6.8
In zaken over een ondertoezichtstelling of de beëindiging van het ouderlijk gezag, benoemt de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing in de zaak kan leiden (artikel 810a lid 2 Rv). Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek hierover, wijst de rechter in beginsel toe, tenzij de rechter oordeelt dat de toewijzing van het verzoek in strijd is met de belangen van het kind.
6.9
[de minderjarige] heeft de afgelopen jaren veel veranderingen meegemaakt. Zij is al drie keer uithuisgeplaatst, twee keer weer thuisgeplaatst en is met de moeder opgenomen geweest in Beilen. Al deze veranderingen hebben voor [de minderjarige] veel onduidelijkheid meegebracht. De GI vindt dat [de minderjarige] binnenkort duidelijkheid moet krijgen over haar toekomst. Daarom zal de raad voor de kinderbescherming een onderzoek starten naar de vraag of het gezag van de moeder over [de minderjarige] moet worden gehandhaafd of worden beëindigd, in welk kader de raad eveneens zal beoordelen of [de minderjarige] wel of niet meer bij de moeder kan (gaan) wonen
6.1
Het hof is van oordeel dat het inderdaad heel belangrijk is dat [de minderjarige] duidelijkheid krijgt over haar toekomst. Als nu een (ander) deskundigenonderzoek wordt gestart, zal [de minderjarige] nog langer in onzekerheid moeten leven. Het hof is daarom van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich ertegen verzet om naast het op stapel staande onderzoek van de raad een ander deskundigenonderzoek te laten doen.
6.11
Het hof zal het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen, dus afwijzen. Dit betekent dat het hof ook in dit opzicht de beschikking van de kinderrechter bekrachtigt.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
28 april 2022;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en E. de Boer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 13 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.