ECLI:NL:GHARL:2022:890

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21-000322-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belastingfraude, valsheid in geschrifte, bedrieglijke bankbreuk, witwassen en uitkeringsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1961 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder belastingfraude, valsheid in geschrifte, bedrieglijke bankbreuk, witwassen en uitkeringsfraude. Het hof heeft de veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het openbaar ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor een van de tenlastegelegde feiten wegens verjaring. De uitspraak is gedaan na een zitting op 21 januari 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan frauduleuze handelingen die de integriteit van het financiële verkeer hebben geschaad. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd, wat het hof heeft meegewogen in de strafoplegging. De redelijke termijn voor berechting is overschreden, wat ook in de straf is verdisconteerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000322-19
Uitspraak d.d.: 4 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 27 maart 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 19-996506-10 en 19-993005-11, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
ter terechtzitting opgegeven woonadres: [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 januari 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- niet ontvankelijk verklaring van het Openbaar Minister ten aanzien van feit 3 van parketnummer 19-996506-10;
- bewezenverklaring van feit 1, feit 2 subsidiair, feit 4 en feit 5 van parketnummer 19-996506-10 en feit 1 van parketnummer 19-993005-11 en
- veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. S. Kriekaard, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij bovengenoemd vonnis verdachte ter zake van de onder parketnummer 19-996506-10 feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 en feit 5, en onder parketnummer 19-993005-11 feit 1 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 19-996506-10:
1.[onderneming 1] op of omstreeks 20 juli 2007 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (een) bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van het jaar 2007, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de belastingdienst te [plaats 1] , terwijl dit/die feit(en) er toe strekte(n) dat er te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat [onderneming 1] (telkens) opzettelijk op die/dat aangiftebiljet(ten) geen, althans een te laag bedrag aan af te dragen omzetbelasting heeft vermeld, althans een te hoog bedrag aan ontvangen voorbelasting heeft vermeld tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;;
2. primairhij in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 9 oktober 2007, te [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met (een) andere rechtsperso(o)n(en) en/of (een) natuurlijk(e) pers(o)n(en), althans alleen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
a. een factuur van [onderneming 2] (D-018, p.460); en/of
b. een suppletieaangifte omzetbelasting over het tijdvak juni 2007 ten name van [naam V.O.F.] (D-004, p.438); en/of
c. een factuur van [Naam B.V.] aan [naam V.O.F.] te [plaats 3] d.d. 14 mei 2007 (D-010, p.446);

elk zijnde (een) geschrift(en) dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat de factu(u)r(en) vermeld onder a en/of c fictief zijn en/of in de suppletieaangifte onder b de post 'levering naar landen binnen de EU' en/of de post 'verschuldigde belasting' onjuist waren ingevuld;

2. subsidiair[naam V.O.F.] op of omstreeks 23 juli 2007 en/of 9 oktober 2007, althans in de periode van 20 juli 2007 tot en met 09 oktober 2007, te [plaats 3] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van hierna te noemen document(en),
a. een factuur van [onderneming 2] (D-018, p.460); en/of
b. een suppletieaangifte omzetbelasting over het tijdvak juni 2007 ten name van [naam V.O.F.] (D-004, p.438); en/of
c. een factuur van [Naam B.V.] aan [naam V.O.F.] te [plaats 3] d.d. 14 mei 2007 (D-010, p.446);
elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [naam V.O.F.] en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest (en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware(n)het/zij (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik maken (telkens) in het overleggen van voornoemde geschriften aan de belastingdienst en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat de factu(u)r(en) vermeld onder a en/of c fictief zijn en/of in de suppletieaangifte onder b de post 'levering naar landen binnen de EU' en/of de post 'verschuldigde belasting' onjuist waren ingevuld, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.hij op of omstreeks 31 januari 2008, te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) andere rechtsperso(o)n(en) en/of (een) natuurlijk(e) pers(o)n(en), althans alleen,
- een tractor van het merk NEW HOLLAND AG, model 8970 en/of
- een tank van het merk Veenhuis, die (telkens) toebehoorde(n) aan CHN Capital Benelux, en welke goederen verdachte als huurder en/of huurkoper en/of gebruiker onder zich had, zich wederrechterlijk heeft toegeëigend.
4.[naam V.O.F.] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 november 2007 tot en 18 mei 2010, te [plaats 1] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) andere rechtsperso(o)n(en) en/of (een) natuurlijk(e) pers(o)n(en), althans alleen, terwijl zij in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, lasten verdicht en/of heeft verdicht en/of baten niet verantwoordt en/of niet heeft verantwoord en/of enig(e) goed(eren) aan de boedel onttrekt en/of heeft onttrokken, immers hebbende [naam V.O.F.] en/of haar mededaders:
- diverse machines verkocht aan [B.V.] in der periode van 1 januari 2008 tot en met 6 februari 2008; en/of
- inkomsten uit de uitleen van [betrokkene 1] aan de gemeente [plaats 1] heeft laten betalen op rekening van [onderneming 1] in de periode van 15 januari 2008 tot en met 28 februari 2008; en/of
- inkomsten uit de verkoop van een aardappelselectiekar aan [betrokkene 2] heeft laten betalen op rekening van [onderneming 1] in de periode van 14 november 2007 tot en met 28 januari 2008;

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;

5.hij, in de periode van 6 februari 2008 tot en met 09 oktober 2011, te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, voorwerpen, te weten een geldbedrag van EUR 110.000,-, althans enig geldbedrag, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze voorwerpen middelijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig waren.
Zaak met parketnummer 19-993005-11 (gevoegd):
1.hij tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 november 2007 tot en met 31 augustus 2010 in de gemeente Midden-Drenthe, in elk geval in Nederland,(telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten krachtens artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Midden-Drenthe te verstrekken, immers hebbende verdachte en/of [medeverdachte] (telkens) niet (volledig) aan genoemde instantie gemeld - zakelijk weergegeven - dat verdachte en/of [medeverdachte] inkomsten dan wel de beschikking over vermogen heeft/hebben gehad door: - de verkoop van een aardappelselektiekar aan [betrokkene 2] voor EUR 9.222,50, welke opbrengst op rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] is ontvangen en over welke rekening verdachte en/of [medeverdachte] (als enige) de beschikking had(den), en/of
- de verkoop van een aantal landbouwmachines aan de firma [B.V.] voor EUR 164.696,00, welke opbrengst op rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] is ontvangen en over welke rekening verdachte en/of [medeverdachte] (als enige) de beschikking had(den) en/of van welke opbrengst nadien EUR 110.000,-, althans een deel, is overgeboekt naar een rekening t.n.v. [onderneming 3] , binnen welke onderneming verdachte en/of [medeverdachte] (als enige) de beschikking had(den) over de bankrekening,en/of
- het laten betalen van een factuur van EUR 6.761,86 door de gemeente [plaats 1] naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] en over welke rekening verdachte en/of [medeverdachte] (als enige) de beschikking had(den), terwijl deze factuur deels door een andere (failliete) onderneming van verdachte uitgeschreven had moeten worden, en/of
- het niet melden van deelname in [onderneming 1] en/of [onderneming 3] , althans in één of meer onderneming(en) waarbinnen verdachte en/of [medeverdachte] als enige feitelijk de zeggenschap had(den) en/of binnen welke onderneming(en) sprake was van actieve vermogensbestanddelen waarover verdachte en/of [medeverdachte] de beschikking had(den), en/of
- het verkrijgen/opnemen van (contante) gelden uit/van [onderneming 3] , althans één of meer rechtsperso(o)n(en);

zulks terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die gegeven(s) van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Onder feit 3 van parketnummer 19-996506-10 wordt verdachte verweten dat hij omstreeks 31 januari 2008 een tractor en een tank heeft verduisterd. Ingevolge artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) betreft dit feit een misdrijf, waarop een maximale gevangenisstraf staat van drie jaar. Op grond van artikel 70, eerste lid, onder 2 Sr betreft de verjaringstermijn in dat geval 6 jaren. De verjaringstermijn vangt ingevolge artikel 71 Sr aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Op grond van artikel 72, eerste lid, Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring en in het tweede lid van dat artikel is bepaald dat na de stuiting een nieuwe verjaringstermijn aanvangt met dien verstande dat het recht tot strafvordering ten aanzien van misdrijven vervalt indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn. In dit geval bedraagt die termijn derhalve 12 jaren.
Ten aanzien van dit feit is de verjaring aangevangen op 31 januari 2008 en derhalve ten tijde van de terechtzitting van 21 januari 2022 verjaard op grond van artikel 72, tweede lid, Sr.
Bovendien is vonnis gewezen op 27 maart 2012. Op 6 januari 2019 is verdachte van het vonnis op de hoogte geraakt. Vanaf het moment waarop vonnis is gewezen en de uitreiking hiervan aan verdachte zijn meer dan zes jaren verstreken. Van enige daad van vervolging in de tussenliggende periode waardoor de verjaring is gestuit, is niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat het onder parketnummer 19-996506-10 onder 3 tenlastegelegde feit is verjaard. Het hof zal het openbaar ministerie ten aanzien van dit feit dan ook niet ontvankelijk verklaren.

Overweging met betrekking tot het bewijs van de overige feiten

Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen - zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgesomd – acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 2 primair tenlastegelegde. Conform het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal heeft het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte dat feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 19-993005-11 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 19-996506-10:
1.[onderneming 1] op 20 juli 2007 te [plaats 1] en [plaats 2] , een bij de belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van het jaar 2007, onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen en/of de belastingdienst te [plaats 1] , terwijl dit feit er toe strekte dat er te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat [onderneming 1] opzettelijk op dat aangiftebiljet een te hoog bedrag aan ontvangen voorbelasting heeft vermeld, aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.subsidiair[naam V.O.F.] in de periode van 20 juli 2007 tot en met 09 oktober 2007, te [plaats 3] en [plaats 1] , telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van hierna te noemen documenten,
a. een factuur van [onderneming 2] en
b. een suppletieaangifte omzetbelasting over het tijdvak juni 2007 ten name van [naam V.O.F.] en
c. een factuur van [Naam B.V.] aan [naam V.O.F.] te [plaats 3] d.d. 14 mei 2007,

elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [naam V.O.F.] wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren zij telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken telkens in het overleggen van voornoemde geschriften aan de belastingdienst en bestaande die valsheid hierin, dat de facturen vermeld onder a en c fictief zijn en in de suppletieaangifte onder b de post 'levering naar landen binnen de EU' en onjuist was ingevuld, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;

4.[naam V.O.F.] op tijdstippen in de periode van 1 november 2007 tot en 18 mei 2010, te [plaats 1] en [plaats 3] , terwijl zij in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, lasten heeft verdicht en baten niet heeft verantwoord en goederen aan de boedel heeft onttrokken, immers hebbende [naam V.O.F.] :
- diverse machines verkocht aan [B.V.] in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 februari 2008 en
- inkomsten uit de uitleen van [betrokkene 1] aan de gemeente [plaats 1] heeft laten betalen op rekening van [onderneming 1] in de periode van 15 januari 2008 tot en met 28 februari 2008 en
- inkomsten uit de verkoop van een aardappelselectiekar aan [betrokkene 2] heeft laten betalen op rekening van [onderneming 1] in de periode van 14 november 2007 tot en met 28 januari 2008,

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;

5.hij, in de periode van 6 februari 2008 tot en met 09 oktober 2011, te [plaats 3] , voorwerpen, te weten een geldbedrag van EUR 110.000,-, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet terwijl hij wist dat deze voorwerpen middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig waren.Zaak met parketnummer 19-993005-11 (gevoegd):
1.hij op tijdstippen in de periode 30 november 2007 tot en met 31 augustus 2010 in de gemeente Midden-Drenthe, telkens in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten krachtens artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Midden-Drenthe te verstrekken, immers heeft verdachte telkens niet (volledig) aan genoemde instantie gemeld - zakelijk weergegeven - dat verdachte inkomsten dan wel de beschikking over vermogen heeft gehad door:
- de verkoop van een aardappelselectiekar aan [betrokkene 2] voor EUR 9.222,50, welke opbrengst op rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] is ontvangen en over welke rekening verdachte de beschikking had, en
- de verkoop van een aantal landbouwmachines aan de firma [B.V.] voor EUR 164.696,00, welke opbrengst op rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] is ontvangen en over welke rekening verdachte de beschikking had en van welke opbrengst nadien EUR 110.000,-, is overgeboekt naar een rekening t.n.v. [onderneming 3] , binnen welke onderneming verdachte de beschikking had over de bankrekening, en
- het laten betalen van een factuur van EUR 6.761,86 door de gemeente [plaats 1] naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] t.n.v. [onderneming 1] en over welke rekening verdachte de beschikking had, terwijl deze factuur deels door een andere (failliete) onderneming van verdachte uitgeschreven had moeten worden, en
- het niet melden van deelname in [onderneming 1] en/of [onderneming 3] , waarbinnen verdachte feitelijk de zeggenschap had en binnen welke ondernemingen sprake was van actieve vermogensbestanddelen waarover verdachte de beschikking had, en
- het verkrijgen/opnemen van (contante) gelden uit/van [onderneming 3] ,

zulks terwijl deze feiten konden strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist, dat dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk.
Het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het in de zaak met parketnummer 19-993005-11 bewezenverklaarde levert op:
in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan diverse
frauduleuze handelingen, zoals het ten onrechte terugvragen van omzetbelasting, valsheid in
geschrifte, bedrieglijke bankbreuk en witwassen. Ook heeft hij zich gedurende drie jaren schuldig gemaakt aan bijstandsfraude, door bewust informatie achter te houden die van belang kan zijn voor (de hoogte van) de bijstandsuitkering.
Verdachte heeft door zijn handelen de integriteit van het financiële en economische verkeer geschonden. De verdachte heeft namelijk de verantwoordelijkheden die de belastingwetgeving bedrijven en hun bestuurders oplegt niet serieus genomen en verdachte heeft de schuldeisers in het faillissement benadeeld en het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel waarmee hij het vertrouwen heeft geschaad waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd.
Het hof heeft bij de strafoplegging in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 december 2021 niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
Daarnaast wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Verdachte heeft ter zitting opening van zaken gegeven, zijn verantwoordelijkheid genomen en laten zien dat hij inzicht heeft in het strafwaardige en laakbare van zijn handelen en heeft spijt betuigd. Het hof weegt in het voordeel van verdachte mee dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte de beschikbaar gekomen gelden voor direct eigen financieel gewin heeft gebruikt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof ook rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM in hoger beroep is overschreden. Naar het oordeel van het hof is de redelijke termijn in de onderhavige zaak aangevangen op 20 september 2010, de dag waarop verdachte voor het eerst als verdachte is gehoord. De rechtbank heeft op 27 maart 2012 vonnis gewezen. Verdachte heeft op 18 januari 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof arrest wijst op 4 februari 2022. In hoger beroep is de zaak derhalve niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep maar stelt het hof vast dat sprake is van een zeer ruim tijdsverloop. Deze schending van de redelijke termijn zal het hof verdisconteren in de straf die door het hof wordt opgelegd.
Het bovenstaande leidt tot het volgende. Hoewel naar het oordeel van het hof de ernst van het feitencomplex een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer rechtvaardigt, ziet het hof in het door verdachte getoonde inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede in het ruime tijdsverloop en de ouderdom van de feiten, aanleiding om een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Deze vorm van bestraffing - die ook door de advocaat-generaal is geëist -acht het hof thans passend en geboden. Daarnaast acht het hof, alles afwegende, met de advocaat-generaal een taakstraf voor de maximaal duur passend.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57, 225, 227b, 341 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 3 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 19-993005-11 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 19-996506-10 onder 1, 2 subsidiair, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 19-993005-11 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 4 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.