Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
1.Het verder verloop van het geding in hoger beroep
In de tussenbeschikking van 14 april 2022 heeft het hof overwogen dat het hof over te weinig informatie beschikte om het verzoek van [verzoeker] te kunnen beoordelen.
Daar kwam bij dat de bewindvoerder geen verweer had gevoerd en evenmin bij de mondelinge behandeling van de verzoeken van [verzoeker] in hoger beroep, op 17 maart 2022, aanwezig was. Het hof heeft de behandeling van de zaak vervolgens aangehouden en bepaald dat de belanghebbenden ( [verzoeker] , de bewindvoerder en de mentor) diverse stukken alsnog dienden over te leggen.
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam7] , namens de mentor.
2.De motivering van de beslissing
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet langer meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij een eerder tijdstip van ingang wordt aangewezen.
Indien in de toekomst problemen rondom de invulling van de door [verzoeker] benodigde zorg ontstaan, gaat het hof er vanuit dat [verzoeker] met behulp van zijn ouders en/of familie voldoende in staat is om professionele ondersteuning in te schakelen.