ECLI:NL:GHARL:2022:9177

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
200.314.423/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schorsing tenuitvoerlegging en vervangende zekerheid in faillissementszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de curator van Roelofs Kipper B.V., die in staat van faillissement was verklaard. De curator vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin zijn vorderingen tegen de (middellijk) bestuurders van de failliete vennootschap waren afgewezen. De rechtbank had de curator ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de conservatoire beslagen opgeheven. De curator stelde dat de rechtbank een juridische en feitelijke misslag had begaan en dat er nieuwe feiten waren die de kans op succes in hoger beroep zouden vergroten. Het hof oordeelde echter dat de opheffing van het beslag zijn werking had gekregen bij de uitspraak van de rechtbank en dat daarvoor geen verdere tenuitvoerlegging nodig was. De incidentele vorderingen van de curator werden afgewezen, en de kostenbeslissing werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor memorie van grieven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.314.423/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 272315)
arrest van 25 oktober 2022 in het incident ex art. 351 Rv en art. 235 Rv
in de zaak van
[appellant] q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Roelofs Kipper B.V.,
die kantoor houdt in Zwolle,
appellant, tevens eiser in het incident,
bij de rechtbank: eiser,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. E.A.M. Claassen, die kantoor houdt in Zwolle,
tegen

1.Kooiker Bedrijfswagenspuiterij en Carrosserie B.V.,

gevestigd in Rouveen,
2.
[geïntimeerde2] Materieel B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
3.
[geïntimeerde3],
die woont in [woonplaats1] ,
4.
[geïntimeerde4],
die woont in [woonplaats2] ,
geïntimeerden, tevens verweerders in het incident,
bij de rechtbank:gedaagden,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. I.M. Peeperkorn, die kantoor houdt in Zwolle.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Hoe de procedure in eerste aanleg is verlopen, blijkt uit de vonnissen van
8 december 2021 en 18 mei 2022 van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de rechtbank).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 4 augustus 2022, waarin zijn opgenomen incidentele vorderingen ex artikel 351 en 235 Rv (met bijlagen);
- de antwoordconclusie in het incident van 6 september 2022 (met bijlagen).
2.2
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident en zij hebben de stukken daarvoor aan het hof gegeven.
3 De feiten, het geschil en de beslissing van de rechtbank
3.1
Voor zover van belang voor de beoordeling in het incident, gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2
Roelofs Kipper B.V. is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 juni 2019 in staat van faillissement verklaard. [appellant] is daarbij benoemd tot faillissementscurator.
3.3
Bestuurder en enig aandeelhouder van Roelofs Kipper B.V. was Kooiker Bedrijfswagenspuiterij en Carrosserie B.V. Bestuurder en enig aandeelhouder van Kooiker Bedrijfswagenspuiterij en Carrosserie B.V. is [geïntimeerde2] Materieel B.V. Bestuurders van [geïntimeerde2] Materieel B.V. zijn [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] .
3.4
Het geschil in eerste aanleg draaide om de vraag of [geïntimeerden] als (middellijk) bestuurders van Roelofs Kipper B.V. aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort dan wel gehouden zijn tot vergoeding van schade van de vennootschap. De curator heeft daartoe een aantal vorderingen jegens [geïntimeerden] ingesteld, gebaseerd op verschillende juridische grondslagen. Voorafgaand aan de procedure bij de rechtbank heeft de curator op 17 september 2021 na verkregen verlof diverse conservatoire (derden)beslagen gelegd op (on)roerende zaken van [geïntimeerden]
3.5
In het eindvonnis van 18 mei 2022 heeft de rechtbank de vorderingen van de curator afgewezen, de ten laste van [geïntimeerden] gelegde beslagen opgeheven en de curator veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beoordeling in het incident

4.1
In het incident vordert de curator primair schorsing van de tenuitvoerlegging/uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis van 18 mei 2022 voor zover de beslagen daarbij zijn opgeheven, dan wel, subsidiair, dat [geïntimeerden] vervangende zekerheid dienen te stellen voor een bedrag van € 847.600,-.
4.2
Ter onderbouwing van deze vorderingen heeft de curator aangevoerd dat het oordeel van de rechtbank berust op een feitelijke en een juridische misslag en dat uit nieuw gebleken feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat het oordeel van de rechtbank geen stand zal houden in hoger beroep. De curator heeft er groot belang bij om de beslagen in stand te houden totdat in hoger beroep een eindoordeel is gegeven. [geïntimeerden] merken in beginsel niets van de beslagen, behalve dat zij niet vrijelijk kunnen beschikken over de beslagen goederen. Voor zover handhaving van het beslag niet mogelijk is, dienen [geïntimeerden] vervangende zekerheid te stellen, aldus tot zover de curator.
4.3
Het hof neemt de overwegingen en beslissingen van de rechtbank tot uitgangspunt. Als blijkt dat een beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid bij voorraad. Weliswaar heeft de curator gesteld dat het bestreden vonnis berust op één of meer misslagen, maar aan die stellingen gaat het hof voorbij op grond van hetgeen hierna in 4.5 wordt overwogen. Bij de beoordeling van de incidentele vordering blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing. De argumenten van de curator die erop neerkomen dat (ook) uit nieuw gebleken feiten en omstandigheden de onjuistheid van het oordeel van de rechtbank blijkt, stuiten hierop af. Door de curator zijn geen andere omstandigheden naar voren gebracht die een uitzondering op dit uitgangspunt kunnen rechtvaardigen en het hof is daarvan ook anderszins niet gebleken.
4.4
[geïntimeerden] hebben aangevoerd dat de curator met zijn incidentele vorderingen niet kan bereiken wat hem voor ogen staat. Dit verweer slaagt. Wanneer de rechter bij constitutief vonnis beslist tot opheffing van het beslag en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaart, verkrijgt de opheffing van het beslag zijn werking op het moment dat het vonnis wordt uitgesproken. Daarvoor is geen vorm van tenuitvoerlegging benodigd. [1] Dit geldt dus ook voor de werking van het bestreden onderdeel van het onderhavige vonnis van de rechtbank. De gevraagde schorsing van die tenuitvoerlegging is dan ook niet aan de orde, net zo min als het veroordelen van [geïntimeerden] tot het stellen van zekerheid voorafgaand aan die tenuitvoerlegging.
4.5
De conclusie luidt dat het hof de incidentele vorderingen zal afwijzen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
wijst de vorderingen af;
bepaalt dat omtrent de kosten zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar
de rol van 6 december 2022voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 oktober 2022.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 20 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1619, NJ 1995/413, rov. 3.2.