ECLI:NL:GHARL:2022:9242

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
200.305.656/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na scheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van de kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] na de scheiding van hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 oktober 2021, waarin een zorgregeling was vastgesteld die inhield dat de kinderen één keer per maand op zondag bij hem verbleven. De vader verzocht het hof om deze regeling te wijzigen, zodat hij de kinderen vaker zou kunnen zien.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de kinderen op 26 september 2022 door het hof zijn gehoord. De vader en moeder hebben beiden hun standpunten toegelicht, waarbij de moeder verweer voerde tegen de uitbreiding van de zorgregeling. Het hof heeft in zijn overwegingen de wensen van de kinderen, die aangaven niet zoveel contact met de vader te willen, meegewogen, maar ook de invloed van de moeder op deze wensen. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige regeling onvoldoende ruimte biedt voor een goede band tussen de vader en de kinderen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De kinderen zullen voortaan één weekend in de veertien dagen bij de vader verblijven, van vrijdagavond tot zondagavond. Daarnaast is bepaald dat de ouders de feest- en vakantiedagen in onderling overleg zullen verdelen, met als minimale regeling dat de kinderen in de kerstvakantie één week en in de zomervakantie twee weken bij de vader verblijven. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200,305.656/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 123430)
beschikking van 25 oktober 2022
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: J.O. Hovinga te Leeuwarden,
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A. Grollé te Hoogeveen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 10 april 2019, 22 juli 2020 en 20 oktober 2021 (de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 20 januari 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 31 augustus 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 12 september 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 20 september 2022 met bijlage(n).
2.2
Op 26 september 2022 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (hierna nader te noemen) verschenen, en zijn zij gezamenlijk, buiten aanwezigheid van de ouders, door het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2022 plaatsgevonden. De ouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn getrouwd geweest. Zij oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 (in [plaats1] ), en [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 (in [plaats1] ). De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij uitspraak van het Amtsgericht Meppen van 14 december 2012 is een contactregeling tussen de man en de kinderen vastgelegd, waarbij is bepaald dat er driemaal per maand omgang zal plaatsvinden. Deze regeling is door partijen onderling gewijzigd in een regeling waarbij de kinderen een keer per twee weken een zaterdag of zondag met soms een overnachting bij de man verblijven.
3.3
Bij tussenbeschikkingen van 10 april 2019 en 22 juli 2020 heeft de rechtbank - kort gezegd - partijen (tot 2x toe) verwezen naar een hulpverleningstraject van [naam1] ( [naam1] ), de raad verzocht indien nodig een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling, en een voorlopige zorgregeling vastgesteld van één zondag per 14 dagen van 10:00 uur tot 19:00 uur vanaf dat partijen het eerste gesprek bij [naam1] hebben gevoerd. De beslissing is voor het overige aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
4.2
Bij de bestreden beschikking van 20 oktober 2021 is een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen, inhoudende dat zij één keer per vier weken op zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen terugbrengt. Het meer of anders verzochte is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd.
4.3
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 20 oktober 2021. Deze grieven beogen het geschil in volle omgang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het verzoek van de vader alsnog wordt toegewezen en de verzoeken van de moeder alsnog worden afgewezen (voor zover niet is geschied in de bestreden beschikking).
4.4
De moeder voert verweer en verzoekt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de vader in de kosten van het geding, ingegrepen de salariskosten van de advocaat.

5.De motivering van de beslissing

Het kindgesprek
5.1
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben het hof - kort gezegd - verteld dat zij wel contact willen met de vader, maar niet zoveel omdat zij het niet naar hun zin hebben bij de vader.
Dit heeft vooral te maken met de invulling van de omgang: de kinderen zitten de hele dag op de iPad of voor de tv, krijgen weinig aandacht en het is saai. [de minderjarige2] lijkt hier het meest last van te hebben, want de vader besteedt volgens haar meer aandacht aan [de minderjarige1] (zij gaan bijvoorbeeld samen naar brommers kijken) dan aan haar.
De zorgregeling5.2 Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.3
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Hij wil de kinderen vaker zien dan één keer per maand, omdat hij op deze manier zijn vaderrol niet optimaal kan vervullen en de band tussen hem en de kinderen niet kan verbeteren. De vader ervaart geen problemen ten aanzien van de huidige regeling. Hij heeft een andere leefstijl dan de moeder en is impulsiever, maar als de kinderen bij hem thuis zijn is het leuk en ontspannen. De vader heeft de indruk dat de kinderen geen ruimte voelen om enthousiast thuis te komen. Hij erkent wel dat hij het soms lastig vindt om aansluiting te vinden bij [de minderjarige2] ; een meisje met een duidelijke wil en met andere interesses dan haar broer, maar hij probeert de laatste tijd de activiteiten meer aan beide kinderen aan te passen. Tegelijkertijd vindt de vader dat het thuis ook leuk moet zijn zonder iets (buitenshuis) te moeten ondernemen.
5.4
De moeder is van mening dat een uitbreiding van de zorgregeling niet in het belang is van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . Zij heeft geen vertrouwen in de vader als opvoeder, omdat hij er volgens haar nooit echt voor de kinderen is geweest en niet geïnteresseerd en intrinsiek betrokken is bij hun leven en bezigheden. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn inmiddels 16 en 14 jaar oud en zich hiervan bewust. Zij kunnen zelf heel goed bepalen en onderbouwen wat zij wel en niet willen en een gedwongen regeling zal het contact met de vader eerder frustreren dan ten goede komen.
5.5
Uit het raadsrapport van 21 januari 2019 blijkt dat de belemmeringen die de kinderen hebben tegen (contact met) de vader voortkomen uit hun positie tussen hun gescheiden ouders. Meer specifiek geeft de raad aan dat de kinderen door de houding van de moeder in een ernstig loyaliteitsconflict zijn gekomen en dat haar voortdurende verwijtende en diskwalificerende houding tegenover de vader de grootste belemmering vormt voor de kinderen om onbelast contact met hem te hebben. Uit informatie afkomstig van [naam1] blijkt dat de moeder de oplossing van het probleem bij de vader neerlegt en zich laat leiden door de ‘wensen’ van de kinderen, terwijl zij als volwassene en verzorgende ouder de belangrijkste rol vervult in het leven van de kinderen. Door deze instelling van de moeder, waarbij zij haar eigen aandeel in de ontstane situatie onvoldoende (h)erkent, stagneert de hulpverlening (zoals het Kinderen uit de Knel-traject). De kinderen hebben emotionele toestemming en ruimte van de moeder nodig voor contact met hun vader. Nu dit niet het geval is, zullen de uitlatingen/wensen van de kinderen over contact met de vader nooit hun eigen wens zijn omdat zij rekening zullen houden met de moeder vanuit hun loyaliteit aan haar, aldus de raad. De raad heeft zijn advies bevestigd bij brief van 2 maart 2020.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Hoewel de wensen van de kinderen, mede gelet op hun leeftijd, belangrijk zijn, vraagt het hof zich op basis van de stukken en de gesprekken met de kinderen en in tegenstelling tot de rechtbank af in hoeverre deze wensen authentiek zijn. Er zullen ongetwijfeld aandachtspunten zijn voor de vader met betrekking tot het contact en het vinden van aansluiting bij beide kinderen - dit erkent de vader -, maar het hof is (net als de raad) van oordeel dat dit geen onoverkomelijke kwesties zijn die niet kunnen worden opgelost. Hoewel de negatieve verhalen van de kinderen over de vader volgens de kinderen en de moeder gebaseerd zijn op eigen ervaringen, maakt het hof zich, mede naar aanleiding van concrete voorbeelden in het raadsrapport, ernstige zorgen over de invloed en de houding van de moeder hierin. Bepaalde uitlatingen van de kinderen blijken regelmatig toch iets genuanceerder te liggen dan dat zij in eerste instantie uitdragen.
5.7
Het hof stelt voorop dat regelmatig en onbelast contact van groot belang is voor de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van kinderen en voor de opbouw van een goede band met beide ouders, die beiden een belangrijke rol in het leven van de kinderen (behoren te) hebben. Het hof is van oordeel dat een zorgregeling van één dag per maand daarvoor onvoldoende ruimte biedt. Deze frequentie houdt de loyaliteitsproblematiek en het gevoel van de kinderen dat zij ‘een dagje moeten uitzitten’ in stand. Het is niet mogelijk om op die manier een eigen en positief beeld te vormen van de vader, in het bijzonder niet nu de kinderen de overige tijd in een omgeving doorbrengen die allerminst stimulerend is wat betreft het verbeteren van het contact en de beeldvorming over de vader. Hoewel de moeder stelt dat de kinderen meer contact mogen hebben als zij dat willen, legt zij - nog los van de vraag of een dergelijke keuze en verantwoordelijkheid bij de kinderen dient te worden neergelegd - (bedoeld of onbedoeld) druk op hen waardoor zij zich niet vrij voelen in het contact met de vader. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen zich onvoldoende kunnen uiten, of juist extreem negatief, en het gevoel hebben dat zij een kant moeten kiezen (die van de moeder in dit geval), terwijl kinderen van nature in hoge mate loyaal zijn aan beide ouders.
5.8
De huidige situatie waarbij de kinderen voortdurend om moeten gaan met signalen dat het bij één van hun ouders niet fijn en veilig is terwijl zij er dan toch (voor korte tijd) heen gaan, moet worden doorbroken. Dit kan naar het oordeel van het hof alleen door meer gelijkwaardigheid in de ouderrol aan te brengen, wat ook het wettelijk uitgangspunt is, en de vader en de kinderen een échte kans en gelegenheid te geven hun onderlinge band te versterken en elkaar goed te leren kennen. Het hof zal daarom het verzoek van de vader om een weekendregeling vast te stellen, van eens in de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond, toewijzen. Het hof betrekt in deze beslissing dat - hoewel er qua invulling van de omgang nog afstemming tussen de vader en de kinderen nodig is - niet is gebleken dat de huidige regeling niet goed verloopt en/of dat er contra-indicaties aan de zijde van de vader zijn voor een verruiming van de regeling. In het verleden verbleven de kinderen ook zonder grote problemen eens per twee weken in het weekend bij de vader (met overnachting). Gebleken is verder dat de vader zich meewerkend opstelt en openstaat voor adviezen en feedback.
5.9
Het is aan de vader om de weekenden op een voor beide kinderen fijne en geschikte manier in te vullen en het is aan de moeder om zich aan deze regeling te committeren. Het hof benadrukt het belang om elkaar te respecteren als ouder en aan de kinderen uit te dragen dat zij het leuk mogen hebben bij beide ouders. Van groot belang daarbij is dat de moeder de vader ziet en betrekt als volwaardig ouder van de kinderen, ook al verschillen zij (qua persoonlijkheid en opvoedstijl) van elkaar. Het hof adviseert de ouders om in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te werken aan hun onderlinge communicatie en verstandhouding.
De feest- en vakantiedagen
5.1
Mede gelet op de leeftijd van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , hun buitenschoolse activiteiten en (vakantie)baantjes zal het hof geen vaste regeling ten aanzien van de feest- en vakantiedagen vastleggen. De ouders zullen hier in onderling overleg afspraken over moeten maken. Gelet op de situatie en de moeizame communicatie tussen de ouders ziet het hof echter wel aanleiding om als
minimaleregeling te bepalen dat de kinderen in de kerstvakantie een week bij de vader zullen zijn en in de zomervakantie twee weken aaneengesloten.
Voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2]
5.11
Jullie hebben het hof verteld dat het voor jullie genoeg is om één dag per maand bij jullie vader te zijn. Het hof heeft gezien en gelezen dat jullie moeder en vader veel van jullie houden en voldoende tijd met jullie willen doorbrengen. Het is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen om goed en regelmatig contact met beide ouders te hebben. Jullie vader heeft ook recht op omgang met jullie, dat volgt uit de wet. Het hof denkt dat wanneer jullie maar één keer per maand een dag contact met jullie vader hebben, het ontzettend lastig is om elkaar goed te leren kennen, elkaar te vertrouwen en een fijne band op te bouwen. Daar is meer tijd voor nodig. Daarom zal het hof bepalen dat jullie vaker naar je vader zullen gaan, namelijk één weekend in de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond. Het hof weet dat deze beslissing niet is wat jullie in het gesprek hebben aangegeven en dat jullie daarom misschien wel teleurgesteld of boos zijn en dat jullie zullen moeten wennen aan de nieuwe regeling. Voor de toekomst hoopt en verwacht het hof echter wel dat wanneer jullie je vader vaker gaan zien jullie positiever over hem gaan denken en jullie je meer thuis bij hem gaan voelen. Nu voelt het weinige contact dat er is als een soort verplichte visite en ontstaat de verwachting dat het de hele dag leuk moet zijn en dat er een dagplanning moet klaarliggen. Op die manier kunnen jullie nooit ervaren hoe het is om een tweede huis te hebben waar je écht jezelf kunt en mag zijn, waar je lekker op de bank kunt hangen, ’s ochtends samen kunt ontbijten, wandelen/fietsen en je af en toe kunt vervelen zonder iets te moeten gaan doen.
Op de zaterdag dat jullie bij je vader zijn, kunnen jullie net als anders werken bij de hovenier en/of iets doen met jullie vrienden (in de avond). Jullie vader heeft aangegeven te willen brengen en halen wanneer dat nodig is. Andere wensen en opmerkingen over de invulling van de weekenden kunnen jullie samen met je vader bespreken. Het hof verwacht dat jullie hier samen uit moeten komen. Het doel is dat jullie bij beide ouders een goed gevoel hebben en dat jullie onbezorgd naar beide ouders toe kunnen gaan. Dat wordt jullie door het hof van harte gegund en vandaar dat deze beslissing wordt genomen.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu de procedure een familierechtelijk onderwerp heeft en over de kinderen van partijen gaat. Het hof ziet in het door de moeder gestelde geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
6.2
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
20 oktober 2021, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] één weekend per veertien dagen bij de vader verblijven, van vrijdagavond tot zondagavond, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen weer terugbrengt;
bepaalt dat de ouders de feest- en vakantiedagen in onderling overleg zullen verdelen, waarbij als minimale regeling geldt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de kerstvakanties één week bij de vader verblijven en in de zomervakanties twee weken aaneengesloten;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, M.A.F. Veenstra en F. Menso, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 25 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.