In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de gezagskwesties van de minderjarige kinderen van de ouders, hierna aangeduid als de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. D.A.J. Spierings, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. R.R. Wijnakker, hebben een langdurige juridische strijd gevoerd over het gezag en de omgangsregeling met hun kinderen. Het hof verwijst naar eerdere tussenbeschikkingen, waaronder die van 22 december 2020, waarin partijen werden verwezen naar hulpverlening voor communicatieverbetering. Echter, het hof constateert dat deze hulpverlening niet van de grond is gekomen, voornamelijk door het gebrek aan medewerking van de vader. Dit heeft geleid tot een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders.
Het hof heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen is en heeft besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen. De moeder wordt alleen belast met het gezag over de kinderen, die zijn geboren in 2007, 2014 en 2017. Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de vader om een omgangsregeling afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een constructieve omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof concludeert dat de vader niet de nodige stappen heeft ondernomen om omgang mogelijk te maken en dat het in het belang van de kinderen is om rust en duidelijkheid te creëren. De beschikking van de rechtbank Gelderland is in zoverre vernietigd en opnieuw beslist.