ECLI:NL:GHARL:2022:9345

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
200.313.338
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en verzoek om onafhankelijk onderzoek in het kader van gezag en opvoedperspectief van een minderjarige

In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019, en het verzoek van de vader om een onafhankelijk onderzoek naar de mogelijkheid dat de minderjarige bij hem kan wonen. De moeder heeft het gezag over de minderjarige en heeft deze voor haar geboorte laten erkennen door een andere man. Na DNA-onderzoek is vastgesteld dat de vader de biologische vader is, en hij heeft de minderjarige erkend op 3 november 2021. De minderjarige staat sinds 24 december 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting en woont bij pleegouders. De kinderrechter heeft op 19 april 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 24 december 2022, wat de vader niet accepteert. Hij is in hoger beroep gegaan en verzoekt om een onderzoek naar de opvoedmogelijkheden bij hem.

Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden verlengd, omdat dit noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vader wordt als belanghebbende aangemerkt, maar het hof oordeelt dat plaatsing bij de vader niet in het belang van de minderjarige is. De minderjarige heeft een moeilijke start gehad en heeft behoefte aan stabiliteit en veiligheid, wat zij niet kan vinden bij de vader. Het hof wijst ook het verzoek om een onafhankelijk onderzoek af, omdat dit te belastend zou zijn voor de minderjarige. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd en het verzoek van de vader wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.338
(zaaknummer rechtbank Gelderland 395817)
beschikking van 3 november 2022
in het hoger beroep van:
[de vader](de vader)
woonplaats [woonplaats1] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering
te Amsterdam,
en
[de moeder](de moeder)
woonplaats: [woonplaats2] ,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht.
en
[de pleegouders](de pleegouders),
woonplaats: [woonplaats3] .

1.Onderwerpen

Het gaat in deze zaak om:
de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2019 in [plaats1] ; en
het verzoek van de vader een onderzoek door het NIFP of een vergelijkbare onderzoeksinstelling om te kijken of [de minderjarige] bij de vader kan wonen (artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).

2.Belangrijke informatie

Alleen de moeder heeft het gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat de moeder de plicht en het recht heeft [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden.
De moeder heeft [de minderjarige] vóór haar geboorte laten erkennen door de heer [naam1] . Na vaststelling door DNA-onderzoek dat de vader de biologische vader van [de minderjarige] is, heeft de rechtbank bij beschikking van 30 juni 2021 de vernietiging van de erkenning door de heer [naam1] gelast. De vader heeft [de minderjarige] op 3 november 2021 erkend.
[de minderjarige] staat sinds 24 december 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd. Op 24 december 2019 is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin verleend, die daarna steeds is verlengd.
[de minderjarige] woont sinds 30 december 2019 bij de pleegouders.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 19 april 2022 op verzoek van de William Schrikker Stichting een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot
24 december 2022. Dat betekent dat [de minderjarige] bij de pleegouders blijft wonen.

4.Het hoger beroep

De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij vindt dat het hof het verzoek van de William Schrikker Stichting alsnog moet afwijzen, dat het hof moet bepalen dat het opvoedperspectief van [de minderjarige] nog niet is bepaald, en de vader wil dat er een onderzoek wordt gedaan om te kijken of [de minderjarige] bij hem thuis kan opgroeien (artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 14 juli 2022 met bijlagen;
- het verweerschrift van de William Schrikker Stichting met bijlagen;
- een brief van mr. Liefting van 28 juli 2022; en
- een brief van de pleegouders van 5 augustus 2022.
Het hof heeft op 18 augustus 2022 een formulier van de advocaat van de vader ontvangen met een reactie van de vader op het verweerschrift van de William Schrikker Stichting. Het hof heeft deze brief van de vader niet gelezen omdat dit in strijd is met de “tweeconclusieregel”. Deze regel houdt in dat, behalve bij uitzonderingen, de vader als verzoeker al zijn stellingen moet aanvoeren in zijn beroepschrift en de William Schrikker Stichting al haar verweren in haar verweerschrift. Daarna zijn er geen nieuwe schriftelijke rondes meer om op elkaars stellingen te reageren. Nu er in dit geval geen redenen zijn om een uitzondering te maken op die regel, neemt het hof deze brief van de vader niet in behandeling.
De zitting bij het hof was op 22 september 2022.
Aanwezig waren:
- de vader;
- twee medewerkers van de William Schrikker Stichting;
- een medewerker van de raad voor de kinderbescherming (de raad);
- de moeder met haar advocaat; en
- de pleegouders.
De advocaat van de vader was met een videobelverbinding aanwezig.

6.De redenen voor de beslissing

machtiging uithuisplaatsing
De vader wordt door het hof als belanghebbende aangemerkt aangezien de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] direct betrekking heeft op zijn recht op familieleven met [de minderjarige] volgens artikel 8 EVRM.
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
Het hof is, net als de kinderrechter, van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] moet worden verlengd. Als het hof het verzoek van de William Schrikker Stichting tot verlenging van de uithuisplaatsing alsnog afwijst, dan is het gevolg daarvan dat [de minderjarige] weer bij de moeder komt te wonen. Dat was namelijk de situatie voordat de eerste machtiging uithuisplaatsing werd uitgesproken. Anders dan de vader meent, betekent toewijzing van zijn verzoek dus niet dat [de minderjarige] bij hem wordt geplaatst. De moeder heeft bovendien op de mondelinge behandeling nogmaals gezegd dat zij wil dat [de minderjarige] bij de pleegouders blijft wonen.
Bovendien is het hof van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] moet worden verlengd omdat de noodzaak daarvoor nog steeds aanwezig is. [de minderjarige] heeft een moeizame start in haar leven gehad met een moeder die tijdens haar zwangerschap te veel alcohol heeft gedronken. [de minderjarige] moest vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder al snel na haar geboorte in het pleeggezin worden geplaatst. De William Schrikker Stichting houdt in de gaten of [de minderjarige] last heeft van het foetaal alcoholsyndroom. [de minderjarige] wordt omschreven als een jong en gevoelig meisje met een grote behoefte aan veiligheid en duidelijkheid in haar leven. Haar problematiek en kwetsbaarheid brengen met zich dat [de minderjarige] moet kunnen vertrouwen op opvoeders die kunnen aansluiten bij haar specifieke behoeftes. De moeder ziet zichzelf hiertoe onvoldoende in staat.
netwerkplaatsing bij de vader en perspectiefonderzoek
Uit de inhoud van het beroepschrift en wat de vader daarover op de zitting heeft verteld blijkt dat de vader vindt dat [de minderjarige] het beste bij hem, haar biologische vader, kan komen wonen. Het hof oordeelt dat een plaatsing bij de vader niet in het belang is van [de minderjarige] . Daarvoor geldt het volgende. Zonder dat de vader daar iets aan kon doen is pas toen [de minderjarige] al geruime tijd bij de pleegouders woonde, duidelijk geworden dat hij de verwekker is. De vader is daardoor niet vanaf de geboorte van [de minderjarige] in haar leven geweest. Het moet ingewikkeld voor hem zijn om met die achterstand zijn plaats in het leven van [de minderjarige] zien te vinden. Nadat het vaderschap bekend was, heeft de William Schrikker Stichting, ook op verzoek van de vader zelf, laten onderzoeken waar [de minderjarige] verder moet opgroeien en of plaatsing van [de minderjarige] bij de vader mogelijk was. Want het uitgangspunt van het (inter)nationale recht is dat een kind zo veel mogelijk opgroeit bij de eigen ouder(s). Dat staat bijvoorbeeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 7 lid 1 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Door de William Schrikker Stichting is op 4 augustus 2021 het Adviesverslag perspectiefonderzoek uitgebracht. De conclusie uit het onderzoek is dat plaatsing van [de minderjarige] bij de vader niet in haar belang is omdat de vader onvoldoende kan aansluiten bij wat [de minderjarige] nodig heeft. Zo werd gezien dat [de minderjarige] tijdens de bezoeken bij de vader alles wel best vindt en nergens om vraagt, dat [de minderjarige] na een bezoek aan vader vijf dagen van slag is in het pleeggezin en dat de vader weinig met [de minderjarige] communiceert. Dat gebrek aan vermogen tot communiceren werd ook gezien in het contact van de vader met de pleegmoeder. De pleegmoeder is een belangrijke persoon in het leven van [de minderjarige] , en dat is voor de vader moeilijk te accepteren. Hoe graag de vader de kans ook wil krijgen om zelf voor [de minderjarige] te zorgen, het belang van [de minderjarige] staat voorop en haar belang is er niet mee gediend dat zij bij de vader wordt geplaatst. Wanneer, zoals hier het geval is, er goede redenen zijn om een kind niet bij een van de eigen ouders te laten opgroeien, dan is dat niet in strijd met (inter)nationaal recht.
verzoek onafhankelijk onderzoek artikel 810 lid 2 Rv
De rechter kan op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemen. De rechter benoemt geen deskundige wanneer dat geen verschil meer kan uitmaken voor het nemen van de beslissing en/of omdat een onderzoek niet in het belang van het kind is. (artikel 810 lid 2 Rv).
Het hof is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek omdat dit te belastend zal zijn voor [de minderjarige] . Volgens de William Schrikker Stichting heeft het onderzoek naar haar perspectief en een mogelijke netwerkplaatsing bij de vader al het nodige van [de minderjarige] gevraagd. Het door de vader gevraagde onderzoek zou betekenen dat [de minderjarige] meer tijd met de vader zal doorbrengen. Dat kan zij niet aan want [de minderjarige] reageert al heftig op de bezoeken van de vader bij de huidige omvang van de omgang. Zo wordt [de minderjarige] de nacht na een bezoek van de vader volgens de pleegouders gemiddeld drie keer huilend wakker, wat normaal gesproken zelden gebeurt, en zoekt zij extra de nabijheid van met name de pleegmoeder.
Het hof zal de beslissing van de kinderrechter bekrachtigen en afwijzen wat de vader verder heeft verzocht.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 19 april 2022,
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os - ten Have, H. Phaff en
D.J.I. Kroezen, in samenwerking met mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2022.