Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] had hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 30 mei 2022 had besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen tot 17 juni 2023. De moeder was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 waren de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) en de pleegmoeder van [de minderjarige] aanwezig. De raad voor de kinderbescherming was niet verschenen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere beslissingen van de kinderrechter en de huidige situatie van [de minderjarige].
Het hof oordeelde dat, hoewel de opvoedsituatie bij de moeder verbeterd was, de trauma's die [de minderjarige] in het verleden had opgelopen nog steeds aanwezig waren. De omgang tussen de moeder en [de minderjarige] was op advies van Kind en Gezin stopgezet, en er was sindsdien geen contact meer geweest. Het hof concludeerde dat het in het belang van [de minderjarige] was om de uithuisplaatsing te handhaven, totdat zij klaar was voor contact met haar moeder. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd.