Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.De feiten van de zaak
is het hof van oordeel dat Gasunie met deze brief de door haar gestelde afspraken niet voorshands heeft bewezen. De brief is een eenzijdige vastlegging van het gesprek dat op 4 februari 2010 heeft plaatsgevonden. Dat [appellant] het niet met deze vastlegging eens was, blijkt uit zijn brief van 6 april 2010, waarin hij aanspraak maakt op een vergoeding van ruim € 240.000,-, op de brief van zijn toenmalige vertegenwoordiger [naam2] van 9 mei 2010, waarin wordt uitgegaan van een bruto-schade vanwege het verlies van de aardbeienplanten van € 9,60 per m² en op de brief van [appellant] van 20 mei 2010, waarin ook een vergoeding van € 9,60 per m² wordt genoemd. De beide laatstgenoemde brieven dateren van enkele weken na de brief van Gasunie van 16 april 2010. Daarmee wordt voldoende weersproken dat op 4 februari 2010 de door Gasunie gestelde afspraken zijn gemaakt.