ECLI:NL:GHARL:2022:9553

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
200.282.657
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging afwijzing gezamenlijk gezag na mislukte ouderschapsbemiddeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de afwijzing van gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vader, verzoeker in hoger beroep, en de moeder, verweerster in hoger beroep, zijn betrokken bij een langdurig conflict dat zijn oorsprong vindt in de communicatieproblemen tussen hen. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 8 april 2021, waarin de zaak voor zes maanden was aangehouden om ouderschapsbemiddeling te proberen. Deze bemiddeling, uitgevoerd door Jeugdformaat, heeft echter niet geleid tot de gewenste verbetering in de communicatie tussen de ouders. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken in het belang van hun kind, wat leidt tot een onveilige situatie voor de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft ook geadviseerd dat de ouders moeten werken aan hun communicatie, maar ondanks meerdere trajecten is er geen vooruitgang geboekt. Het hof oordeelt dat de basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en dat het risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel, die het gezamenlijk gezag heeft afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.282.657
(zaaknummer rechtbank Overijssel 210024)
beschikking van 8 november 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W. Haafkes te Enschede,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Bouwhuis te Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 8 april 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht van mr. Haafkes van 13 mei 2022 met productie;
- een journaalbericht van mr. Bouwhuis van 30 september 2022 met productie.
1.3
Op 11 oktober 2022 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Aan een collega van de vertegenwoordiger van de raad is bijzondere toegang verleend.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 8 april 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen en beslist.
2.2
Bij tussenbeschikking van 8 april 2021 heeft het hof de zaak op verzoek van partijen voor de duur van zes maanden aangehouden. Partijen hebben zich vervolgens gewend tot ouderschapsbemiddeling, waarbij is ingezet op de verbetering van de communicatie tussen partijen.
2.3
Uit het Eindverslag Ouderschap Blijft van Jeugdformaat van 14 april 2022 leidt het hof af dat de ouderschapsbemiddeling zonder succes is afgerond. Uit het verslag blijkt dat het de ouders niet lukt om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en invulling te geven aan het ouderschap voor [de minderjarige] . Geconcludeerd wordt dat de vaak moeizame communicatie en hun wantrouwen jegens elkaar kunnen zorgen voor een onveilige situatie voor [de minderjarige] . De mogelijkheid dat [de minderjarige] belast wordt met onduidelijkheden blijft bestaan en dit kan een negatieve invloed hebben op haar ontwikkeling, aldus Jeugdformaat.
2.4
Het hof overweegt als volgt. Al in 2019 is door de raad geconcludeerd dat de ouders dienen te werken aan hun onderlinge communicatie. Ondanks de inzet van meerdere trajecten (BRAM en Ouderschap Blijft) is het de ouders niet gelukt om hun onderlinge communicatie te verbeteren, terwijl de verwachting is dat [de minderjarige] naar mate zij ouder wordt steeds meer mee zal gaan krijgen van de conflicten tussen haar ouders. Gebleken is dat de ouders elkaar wantrouwen en dat zelfs de meest basale communicatie tussen de ouders niet mogelijk is. Zo leidde een verzoek van de vader om [de minderjarige] op zijn verjaardag bij hem te hebben tot een discussie tussen de ouders, waarna het ze niet is gelukt om in het belang van [de minderjarige] tot een afspraak te komen.
Gelet op het voorgaande is het hof met de raad van oordeel dat de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en dat gezamenlijk gezag in deze situatie tot een onaanvaardbaar risico zal leiden dat [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders. Nu er sinds 2019, ondanks het inzetten van meerdere trajecten, geen verbetering in de communicatie tussen de ouders is gekomen, is niet te verwachten dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zal komen.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 4 juni 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 8 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.