Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 9 juni 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing op te heffen.
De procedure in eerste aanleg begon met de kinderrechter die op 15 februari 2021 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] had uitgesproken, welke verlengd werd op 10 februari 2022. Beide kinderen waren op 25 augustus 2021 met spoed uithuisgeplaatst. De kinderrechter had de gecertificeerde instelling gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen, en deze machtiging was sindsdien steeds verlengd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022 zijn de moeder, de vader van [de minderjarige2] en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling verschenen. De raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De behandelingen van de kinderen en het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder zijn cruciaal voor de toekomst van de kinderen. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd.