ECLI:NL:GHARL:2022:9687

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
21-000097-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen bij bewusteloze persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het seksueel binnendringen van een persoon die in een staat van bewusteloosheid verkeerde. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 27 oktober 2022, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, had geëist. De rechtbank had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Er waren veel tegenstrijdigheden in de verklaringen van de verdachte, de aangeefster en getuigen, en de alcoholconsumptie van zowel de verdachte als de aangeefster speelde een belangrijke rol in de bewijsvoering. Hierdoor kon het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000097-20
Uitspraak d.d.: 10 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 december 2019 met parketnummer 16-659834-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 24 december 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.074,26 en het overige gevorderde afgewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2017 te [plaats] , met [benadeelde] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] en/of het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [benadeelde] .

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat, gezien de vele tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van verdachte, aangeefster en de getuigen, waarbij bij de weging van de bewijsmiddelen rekening moet worden gehouden met de (forse) alcoholconsumptie van zowel verdachte als aangeefster op de betreffende avond, op basis van het thans onderliggende dossier met onvoldoende mate van zekerheid vast te stellen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen zoals tenlastegelegd. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.759,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.074,26. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en het bedrag van haar oorspronkelijke vordering ten aanzien van de immateriële schade verminderd met een bedrag van € 300,- en vermeerderd met de proceskosten in hoger beroep.
Nu de verdachte niet schuldig wordt verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 10 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.