ECLI:NL:GHARL:2022:9786

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
200.298.362
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling tussen vader en zoon op basis van geestelijke ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn zoon. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.C. Giebels, had in een eerder stadium al een verzoek ingediend dat door de rechtbank was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.H. Bloemen, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, wat het hof betreurde, maar het hof besloot desondanks de zaak niet aan te houden. Het hof had eerder al een beslissing genomen over de informatieregeling tussen de ouders en had de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat omgang tussen de vader en de minderjarige ernstige nadelen voor de geestelijke ontwikkeling van het kind met zich mee zou brengen, zoals vastgelegd in artikel 1:377a lid 3 sub a BW. De behandelaars van de minderjarige gaven aan dat het kind sinds oktober 2020 in traumabehandeling is en dat er zorgen zijn over zijn gedrag op school. De leerkrachten meldden dat het gedrag van de minderjarige verergerde en dat hij regelmatig onveilig gedrag vertoonde. Zowel de raad voor de kinderbescherming als de ouders waren het erover eens dat omgang op dit moment niet mogelijk was.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van de geestelijke gezondheid van de minderjarige en de noodzaak van een zorgvuldige omgang met zijn situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.362
(zaaknummer rechtbank Gelderland 361610)
beschikking van 15 november 2022
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M.H. Bloemen te Nijmegen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 17 februari 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van mr. Bloemen met productie van 30 september 2022 met producties, en
- een journaalbericht van mr. Bloemen van 6 oktober 2022 met producties.
1.3
Op 18 oktober 2022 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De moeder was niet aanwezig. Mr. Bloemen heeft tijdens de mondelinge behandeling een door de moeder geschreven bericht voorgelezen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Partijen zijn het alleen nog oneens over de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . In de beschikking van 17 februari 2022 heeft het hof al een (eind)beslissing gegeven over de door de vader verzochte informatieregeling en heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele verzoek.
2.2
In de beschikking van 17 februari 2022 heeft het hof de behandeling van de zaak voor wat betreft de omgangsregeling, aangehouden met zes maanden, zodat partijen, op een nader door het hof te bepalen mondelinge behandeling, duidelijkheid kunnen geven over:
- de ontwikkeling die [de minderjarige] heeft doorgemaakt;
- de voortgang van de therapie van [de minderjarige] bij [naam1] ;
- het verloop van de informatieregeling (die het hof in dezelfde tussenbeschikking van 17 februari 2022 heeft vastgesteld);
- de vraag of en in hoeverre de vader is geïnformeerd over en/of betrokken bij de therapie van [de minderjarige] bij [naam1] .
Het hof heeft ten slotte overwogen dat het van belang is dat de moeder in persoon aanwezig zal zijn bij de (voortgezette) mondelinge behandeling, om vragen van het hof te beantwoorden.
2.3
Zoals hierboven onder 1.3 is opgenomen, was de moeder niet bij de voortgezette mondelinge behandeling aanwezig.
Hoewel het hof, net als de raad, de keuze van de moeder om niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn, betreurt ziet het hof, anders dan de raad, geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden. Het hof heeft voldoende informatie om een beslissing te kunnen nemen.
Het hof is van oordeel dat is komen vast te staan dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] ernstig nadeel voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] zal opleveren (artikel 1:377a, lid 3 sub a BW) en zal het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afwijzen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2.4
Uit de recente informatie van de behandelaars van [de minderjarige] bij [naam1] , de door de moeder via haar advocaat verstrekte informatie en de informatie van school blijkt dat het nog steeds helemaal niet goed gaat met [de minderjarige] .
heeft sinds oktober 2020 traumabehandeling bij [naam1] . In een verslag van [naam1] van 29 september 2022 staat dat de behandelaars in overleg met [de minderjarige] maatregelen hebben genomen die ervoor zorgen dat [de minderjarige] zich veiliger voelt. Daardoor kan hij zich meer openstellen voor de therapie. [de minderjarige] maakt, aldus de behandelaars van [naam1] , voorzichtige stappen vooruit. De behandelaars van [naam1] verwachten dat in de volgende fase van de therapie de traumatische herinneringen aan de vader uit [de minderjarige] vroege jeugd behandeld kunnen worden.
2.5
Volgens informatie van school maken de leerkrachten zich grote zorgen om [de minderjarige] . Zo roept [de minderjarige] veel negatieve opmerkingen door de klas, maakt hij dingen kapot, gooit hij met spullen, smijt hij met de deur en loopt hij weg uit de klas. Kinderen voelen zich regelmatig onveilig bij hem. De leerkrachten zien het gedrag van [de minderjarige] alleen maar heftiger worden. Zij hebben onder meer met de moeder afgesproken dat zij [de minderjarige] van school ophaalt wanneer hij niet meer te kalmeren is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder toegelicht dat de moeder soms wel drie keer op een ochtend naar school moet om [de minderjarige] op te halen. In het e-mailbericht van de behandelaars van [naam1] van 4 oktober
2022 staat dat het gedrag van [de minderjarige] op school trauma-gerelateerd is.
De moeder, [naam1] en de intern begeleidster van school hebben twee afspraken in oktober 2022 gepland om met elkaar te overleggen hoe [de minderjarige] hierin begeleid kan worden.
2.6
Tijdens de (voortgezette) mondelinge behandeling heeft de vader verteld dat hij vanwege de door meerdere betrokkenen beschreven situatie, geen ruimte ziet bij [de minderjarige] voor omgang met hem als vader. Ook de raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat de raad daarvoor, in ieder geval de komende periode, geen ruimte ziet bij [de minderjarige] .
Nu zowel de raad als de ouders het erover eens zijn dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] niet mogelijk is, althans niet in de komende periode, en het volgens de informatie van school sinds de start van de traumatherapie eerder slechter dan beter gaat met [de minderjarige] , is voldoende komen vast te staan dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] op dit moment ernstig nadeel voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige] zal opleveren. Dat maakt dat het hof het met de rechtbank eens is, in die zin dat het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling terecht is afgewezen.
2.7
Tijdens de mondelinge behandeling is ten slotte gesproken over de manier waarop de vader wordt geïnformeerd door [naam1] en door de moeder, en in hoeverre hij daadwerkelijk wordt betrokken bij de behandeling van [de minderjarige] bij [naam1] .
De moeder informeert, zo blijkt ook uit de overgelegde bijlagen, de vader inmiddels eens per maand zoals is vastgelegd in de tussenbeschikking van 17 februari 2022. De advocaat van de moeder heeft toegelicht dat de moeder dat zal blijven doen en verder dat de moeder ook aan [naam1] toestemming heeft gegeven om de vader bij de behandeling van [de minderjarige] te betrekken, en om aan de vader de nodige informatie te verstrekken. De vader krijgt nu wel informatie van [naam1] maar wordt verder niet betrokken bij de behandeling.
Volgens de raad zou [naam1] , bijvoorbeeld in een gesprek met de vader, moeten kunnen uitleggen wat er aan de hand is met [de minderjarige] is en welke rol de vader bij diens behandeling kan spelen. De raad vindt dat de vader een rol van betekenis kan spelen in het leven van [de minderjarige] .
De advocaten van de vader en de moeder hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat zij in onderling overleg een brief aan [naam1] zullen opstellen om het belang van de informatievoorziening aan de vader en de betrokkenheid van de vader bij de traumabehandeling van [de minderjarige] onder de aandacht te brengen.

3.De slotsom

3.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, falen de grieven in het principaal hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat de vader en de moeder een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het tijdens die relatie geboren kind betreft. Dat betekent dat de vader en de moeder allebei hun eigen kosten voor deze procedure, zoals advocaatkosten en kosten griffierecht, moeten betalen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 mei 2021;
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, H. Phaff en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 15 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.