ECLI:NL:GHARL:2022:982

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
200.282.081/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansprakelijkheid van bestuurder van een vennootschap in verband met niet geleverde trilhamer en lagers

In deze zaak gaat het om een geschil tussen STS-Group GmbH, een Duitse vennootschap, en [geïntimeerde], de bestuurder van Allpacks International B.V., een Nederlandse vennootschap. STS vordert schadevergoeding van [geïntimeerde] omdat zij stelt dat Allpacks haar niet de bestelde trilhamer en lagers heeft geleverd. De rechtbank heeft de vorderingen van STS afgewezen, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst was tussen haar en Allpacks en dat Allpacks tekort is geschoten in de nakoming daarvan. STS is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten en de procedure bij de rechtbank in overweging genomen en komt tot de conclusie dat STS onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vorderingen. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die STS stelt te hebben geleden. De aansprakelijkheid van een bestuurder is namelijk aan hogere eisen gebonden dan die van de vennootschap zelf. STS heeft niet aangetoond dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Allpacks niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt STS in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep. De zaak heeft internationale aspecten, omdat STS een vennootschap naar Duits recht is en de vorderingen moeten worden beoordeeld naar Nederlands recht. Het hof concludeert dat de grieven van STS geen doel treffen en dat de vorderingen van STS worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.282.081/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 17368)
arrest van 8 februari 2022
in de zaak van
STS-Group GmbH,
gevestigd te Bremen,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres
hierna:
STS,
advocaat: mr. J.C. van Vliet, die kantoor houdt te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 2 maart 2021. De in dat arrest bepaalde mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op de zitting van het hof van 12 oktober 2021. Het proces-verbaal van die zitting maakt deel uit van de processtukken. STS heeft na het tussenarrest een akte uitlating, een aanvulling akte uitlating en een akte overlegging producties aan het hof verstrekt. Het bezwaar van [geïntimeerde] tegen die laatste akte is door hem ter zitting ingetrokken. [geïntimeerde] heeft op 12 oktober 2021 ook een akte overlegging producties aan het hof verstrekt. Aan het einde van de mondelinge behandeling is een datum bepaald waarop het hof arrest zal wijzen.

2.Waar gaat de zaak over en wat beslist het hof?

2.1
STS vordert schadevergoeding van [geïntimeerde] . De achtergrond daarvan is dat STS aan de vennootschap Allpacks International B.V. (Allpacks), waarvan [geïntimeerde] bestuurder en minderheidsaandeelhouder is, geldbedragen heeft betaald voor de levering van diverse zaken (trilhamer en lagers). Deze zaken zijn volgens STS niet aan haar geleverd, waardoor zij schade lijdt. STS houdt [geïntimeerde] daarvoor op verschillende gronden aansprakelijk.
2.2
De rechtbank heeft de vorderingen van STS afgewezen, met veroordeling van STS in de proceskosten. In essentie heeft de rechtbank geoordeeld dat STS niet voldoende heeft onderbouwd dat Allpacks met haar een overeenkomst over de trilhamers heeft gesloten en jegens haar is tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst. De rechtbank is daarmee niet toegekomen aan de vervolgvraag of [geïntimeerde] van het door STS gestelde tekortschieten van Allpacks een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Wat betreft de overeenkomst met betrekking tot de lagers heeft de rechtbank kort gezegd geoordeeld dat STS onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] van het niet nakomen van de overeenkomst door Allpacks, ook indien daarvan sprake zou zijn, als bestuurder een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt of dat hij anderszins in verband daarmee onrechtmatig jegens STS heeft gehandeld.
2.3
Het hof komt tot een vergelijkbaar oordeel als de rechtbank over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] in verband met de kwestie van de trilhamer, zij het mede op andere gronden en wat betreft het geschil over de lagers. [geïntimeerde] is volgens het hof jegens STS niet aansprakelijk voor de door STS gestelde schade, zoals zal blijken uit de hierna volgende toelichting. Het hof zal eerst de relevante feiten en de procedure bij de rechtbank weergeven. Daarna zal het hof thematisch de vorderingen van STS bespreken en daarbij de zeven bezwaren (‘grieven’) van STS tegen het vonnis van de rechtbank betrekken.

3.De vaststaande feiten en het geschil bij de rechtbank

3.1
STS is een vennootschap naar Duits recht. Zij wordt bestuurd door [naam1] , die ook bestuurder is van de vennootschap naar Russisch recht Leffer. STS is leverancier van onder meer vrachtwagens en landbouwvoertuigen.
3.2
[geïntimeerde] is bestuurder geweest van de vennootschap Allpacks International B.V. (Allpacks). Allpacks hield zich bezig met de productie en verkoop van onder meer graafmachines en trilhamers. [geïntimeerde] is via Allpacks Beheer B.V. naast anderen minderheidsaandeelhouder van Allpacks.
3.3
Allpacks heeft op 14 april 2016 een overeenkomst gesloten met de in Rusland gevestigde vennootschap OOO Consolut (hierna: Consolut) betreffende de verkoop en levering door Allpacks van zaken met een waarde van ruim € 2.7 miljoen euro. Bestuurder van Consolut is [naam2] .
3.4
Op 20 juli 2016 heeft [geïntimeerde] namens Allpacks aan Leffer een orderbevestiging gestuurd voor de koop door Leffer van diverse zaken, waaronder drie 125FM trilhamers, inclusief power pack en Casing Clamps. In de opdrachtbevestiging van die datum is verder opgenomen: ‘Cost of bearings as discussed tonight 72,475 euro. We must pay the bearing. And we can no use the bearing’
3.5
STS op 19 oktober 2016 van Allpacks een factuur ontvangen
(met als datum 28 juli 2016 en met nummer 20160040) voor een bedrag van € 435.890,- voor een 125FM Vibratory-hammer (trilhamer) met serienummer 0171, een 1500VH-powerpack met serienummer 0172 en 165CC Casing Clamp-set’ met serienummer 0173 (hierna tezamen: de trilhamer). Dat bedrag heeft zij in november en in december 2016 in twee termijnen aan Allpacks voldaan door overschrijving op de bankrekening van Allpacks, beide onder vermelding van factuurnummer 20160040 en ‘Vibratory Hammer’. Volgens de factuur gold als leveringsvoorwaarde ‘ex works Almere’ volgens Incoterms 2000/2011. Naast de factuur heeft zij voor deze zaken een tweetal op haar naam gesteld ‘packing slips’ ontvangen, met daarop vermeld als datum van levering 30 maart 2017.
3.6
[geïntimeerde] heeft Leffer op 17 augustus 2016 een factuur gestuurd van € 30.000,- met als omschrijving ‘training en service’. STS heeft op 22 augustus 2016 een bedrag van
€ 20.000,- aan [geïntimeerde] voldaan, waarbij in de betaalomschrijving is verwezen naar deze factuur.
3.7
STS heeft Allpacks op 20 februari 2017 gevraagd de trilhamer op 23 februari 2017 gereed te maken voor transport. In verband met het uitblijven van aflevering aan STS heeft zij Allpacks in maart 2017 gevraagd om informatie daarover en in mei 2017 verzocht om CMR-documenten aan haar te verstrekken. Allpacks heeft op 31 mei 2017 aantal documenten opgestuurd die zouden zien op de bestelling van STS.
3.8
Op 2 juni 2017 heeft STS aan Allpacks gevraagd aangifte te doen tegen Consolut. In de betreffende e-mail van die datum is vermeld:
‘taking into account that Konsolut hasn’t paid for the vibrodriver to you, [naam1] asks you to put him on the wanted list to the police and return the vibrodriver to you’. Allpacks heeft dat geweigerd.
3.9
Allpacks heeft STS in een e-mail van 7 juni 2017 naar aanleiding van een herhaald verzoek om toezending van de juiste CMR-documenten van STS in een e-mail va
6 juni 2017 aanvankelijk medegedeeld niet over deze documenten te beschikken en deze mededeling op 16 juni 2017 herhaald.
3.1
In een e-mailbericht van 22 juni 2017 heeft Allpacks aan STS bericht: ‘See enclosed for the documents. Leffer has arranged this transport, you can ask [naam3] or [naam1] from Leffer’. Een factuur voor de trilhamer voor hetzelfde bedrag, met dezelfde datum en hetzelfde factuurnummer als in de in 3.2 genoemde factuur, maar dan op naam op naam van Consolut, een packing slip op die naam en een CMR-document zijn als bijlage bij dat e-mailbericht aan STS verstrekt. Op deze factuur is een stempel van Allpacks gezet, met daarin een handtekening en komt een stempel met handtekening voor van een onderneming in Riga (Letland), Sidepark Finance Ltd. Dezelfde stempel komt voor op de packing slip en de naam van de onderneming in Letland komt voor in het CMR-document (vak 23). Op deze stukken is een nummer vermeld, te weten KH8400/S3171.
3.11
Door STS ingeschakelde advocaten hebben in september en oktober 2017 in Letland onderzoek gedaan bij transportbedrijf UAB Grens Cargo en daarvan een onderzoeksrapport. opgesteld. In dat rapport is onder meer vermeld:
“Mr [naam1] as a representative of STS Group GmbH (…) providing the latter with the following facts:
On 28 07/2016’ STS Group GmbH purchased goods (specifically, a Vibratory Hammer
VH Powerpack and Casing Clamp hereinafter referred to as the “Goods’') from a Dutch company
Allpacks International for the amount of EURO 435,890. STS Group GmbH planned to sell the Goods
to OOO Konsolut, a company of the Russian Federation, later.
The goods had to be transported to Bremen, and later exported to Russia, the exporter being a German Company, STS Group GmbH.’
Volgens dat rapport heeft UAB verklaard de trilhamers in ontvangst te hebben genomen van Allpacks en verklaard dat deze op verzoek van Allpacks moesten worden afgeleverd bij Consolut. In dat rapport is opgenomen:
“On 28/09/2017 lawyer Sergejus Milovas lodged an inquiry (…) to UAB Grens Cargo asking it to:
notify, who ordered the services and on the basis of which documents (transport contract
(CMR waybill), invoice, package sheet, etc.) UAB Grens Cargo collected the Goods from the Dutch company Allpacks International and transported them to Lithuania;
UAB responded (…) stating that the transportation of the Goods was organized on the basis of order of OOO Konsolut and provided a copy of the order (a copy of email and a copy of order are attached) No other requested documents were provided by UAB Grens Cargo (…).”
3.12
STS heeft naast de factuur voor de trilhamers een factuur van 2 november 2016 ontvangen van Allpacks voor lagers voor een bedrag van € 72.475,-. Dat betrof de lagers die voorkomen in de opdrachtbevestiging van Allpacks aan Leffer van 20 juli 2016 (hiervoor genoemd in 3.4). Allpacks heeft op dit bedrag in verband met de betaling van STS aan [geïntimeerde] ( zie 3.6) een korting gegeven van € 20.000,- aan STS door middel van een creditnota van 8 november 2016. Het resterende bedrag is door STS aan Allpacks voldaan. STS heeft op 27 juli 2017 verzocht de lagers aan haar af te leveren. Allpacks heeft niet aan dat verzoek voldaan.
3.13
Allpacks en haar moedermaatschappij Allpacks Beheer B.V zijn op 18 februari 2018 op eigen aangifte failliet verklaard.
3.14
STS heeft [geïntimeerde] gedagvaard voor de rechtbank en, verkort weergegeven, gevorderd te verklaren voor recht dat sprake is van een onrechtmatige daad van [geïntimeerde] jegens STS, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan STS van € 435.890 en € 72.475,-, deze bedragen vermeerderd met wettelijke rente en € 4.712,80 (beslagkosten) en te veroordelen in de proceskosten.
3.15
De rechtbank heeft deze vorderingen in het vonnis van 8 mei 2020 afgewezen, met veroordeling van STS in de proceskosten van [geïntimeerde] (€ 7.797,-) vermeerderd met wettelijke rente, en in de nakosten.
3.16
STS is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Zij vordert dat dit vonnis wordt vernietigd en dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties en om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan STS van wat zij uit hoofde van het vonnis van de rechtbank aan [geïntimeerde] heeft voldaan.

4.De beoordeling van het geschil

rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
De zaak heeft internationale aspecten, omdat STS een vennootschap naar Duits recht is en is gevestigd in Duitsland. Het hof verenigt zich, na eigen onderzoek, met het oordeel van de rechtbank dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft vanwege de woonplaats van [geïntimeerde] in Nederland [1] .
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de vorderingen van STS moeten worden beoordeeld naar Nederlands recht.
inhoudelijk
4.3
Tussen partijen staat in verband met de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] ter discussie of van een tekortkoming van Allpacks in de nakoming van een verbintenis jegens STS sprake is. Met haar
grieven I tot en met IIIkomt STS op tegen het oordeel van de rechtbank dat STS onvoldoende heeft onderbouwd dat zij met Allpacks een overeenkomst over de trilhamer heeft gesloten en, in het verlengde daarvan, dat van een tekortkoming van Allpacks in de nakoming daarvan geen sprake is.
Grief IVziet op het toetsingskader waaraan het gestelde handelen van [geïntimeerde] moet worden getoetst en dat volgens STS door de rechtbank te beperkt althans onjuist is gedaan.
Grief Vricht zich tegen het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende is aangetoond dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld inzake de overeenkomst over de lagers.
4.4
Als uitgangspunt bij de beoordeling van de op het handelen van [geïntimeerde] als bestuurder gebaseerde grondslag voor aansprakelijkheid heeft te gelden dat in beginsel alleen Allpacks als de vennootschap met wie STS heeft gehandeld – indien daarvan sprake is - aansprakelijk is voor de schade wegens een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis (of wegens onrechtmatig handelen). Onder bijzondere omstandigheden kan een bestuurder (zoals [geïntimeerde] ) van die vennootschap naast de vennootschap aansprakelijk zijn voor de schade. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. [2]
4.5
In geval van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering worden in vaste rechtspraak [3] met name twee gevallen van bestuurdersaansprakelijkheid onderscheiden:
(i) gevallen waarin de bestuurder bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen en geen verhaal zal bieden voor de daardoor ontstane schade, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden [4] ;
(ii) gevallen waarin de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. In dit onder (ii) bedoelde geval draait het, kort gezegd, om frustratie van betaling en verhaal.
Het ligt daarbij bij zowel de hiervoor onder (i) als de onder (ii) bedoelde gevallen op de weg van de benadeelde crediteur om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat de betreffende bestuurder persoonlijk jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld.
4.6
Ook los van zijn hoedanigheid als bestuurder van Allpacks zou [geïntimeerde] aansprakelijk kunnen zijn voor door STS geleden schade: die zou dan een gevolg moeten zijn van een door [geïntimeerde] persoonlijk gepleegde ‘normale’ onrechtmatige daad, die geen betrekking heeft op zijn handelen in het kader van zijn taakvervulling als bestuurder van Allpacks [5] .
[geïntimeerde] is niet persoonlijk aansprakelijk wat betreft de overeenkomst over de trilhamer
4.7
Anders dan door STS is betoogd rust op haar de bewijslast en de daaraan voorafgaande stelplicht - het onderbouwen/motiveren met concrete feiten en omstandigheden van de grondslagen van haar vorderingen - dat zij met Allpacks een overeenkomst over de trilhamer met Allpacks heeft gesloten en dat Allpacks in de nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Het verweer van [geïntimeerde] dat STS die overeenkomst niet heeft gesloten (en daarbij als tussenpersoon van Consolut optrad) is gericht tegen de grondslag van de vorderingen van STS (dat zij partij is bij de koopovereenkomst met Allpacks) en is geen zelfstandig, bevrijdend verweer. Dat neemt niet weg dat het op de weg van [geïntimeerde] ligt gemotiveerd verweer te voeren tegen de stellingen van STS.
4.8
Dat de trilhamer door Allpacks niet aan STS is afgeleverd kan als vaststaand worden aangenomen. [geïntimeerde] heeft die stelling niet gemotiveerd betwist en feitelijk erkend met zijn stelling dat niet STS recht op aflevering had maar Consolut. De bevindingen van de door STS ingeschakelde advocaten die in Litouwen op verzoek van STS/ [naam1] een onderzoek hebben uitgevoerd – waarvan de bevindingen door [geïntimeerde] niet zijn betwist – en de door [geïntimeerde] overgelegde CMR-stukken ondersteunen dat. Dat zou een tekortkoming van Allpacks in de nakoming van een overeenkomst met STS kunnen opleveren.
4.9
Het hof ziet aanleiding eerst in te gaan op de vraag of [geïntimeerde] aansprakelijk is jegens STS, indien er bij wege van veronderstelling vanuit moet worden gegaan dat Allpacks
jegens STS tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat Allpacks de trilhamer niet aan STS heeft afgeleverd en in plaats daarvan de zaken aan Consolut op heeft laten afleveren.
4.1
STS heeft de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] als bestuurder ingekleed als een ‘Beklamel’- verwijt: zij verwijt hem dat Allpacks de trilhamer twee keer heeft verkocht (aan STS en aan Consolut) en daarmee jegens STS een verplichting is aangegaan, terwijl hij wist dat Allpacks die verplichting niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. Het hof stelt vast dat STS wel feiten en omstandigheden heeft gesteld in verband met een mogelijke tekortkoming van Allpacks, maar geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] bij het aangaan van de overeenkomst wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat Allpacks geen verhaal zou bieden voor de schade die STS als gevolg van een tekortkoming van Allpacks zou leiden. STS heeft over dat aspect feitelijk niet meer aangevoerd dan dat de overeenkomst vlak voor het faillissement van Allpacks is gesloten. Dat feit, daargelaten dat de overeenkomst dateert van medio 2016 en het faillissement van begin 2018, zegt, zonder onderbouwing, die ontbreekt, te weinig over de mogelijkheden tot verhaal op Allpacks en de wetenschap van [geïntimeerde] daarover ten tijde van de overeenkomst. Bij gebrek aan concrete feiten en omstandigheden van de zijde van STS ziet het hof geen aanleiding om [geïntimeerde] te belasten met het bewijs dat hij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet wist noch behoorde te begrijpen dat zij niet zou kunnen nakomen en evenmin verhaal zou bieden voor de daardoor door STS te leiden schade. Voor de op bestuurdersaansprakelijkheid gestoelde vordering van STS en het in dat verband aan [geïntimeerde] te maken persoonlijk te maken ernstig verwijt zijn daarmee onvoldoende feiten gesteld. Op die grondslag is [geïntimeerde] niet aansprakelijk, ook niet wanneer STS het oog zou hebben gehad om categorie ii) in de hiervoor weergegeven toetsingsmaatstaf. Ook daarvoor geldt dat STS had moeten feiten en omstandigheden had moeten stellen waaruit kan volgen dat [geïntimeerde] wist dan wel behoorde te begrijpen dat Allpacks geen verhaal zou bieden voor de schade van STS.
4.11
Voorzover STS heeft beoogd om [geïntimeerde] als bestuurder van Allpacks aansprakelijk te stellen vanwege het feit dat door Allpacks de CMR-formulieren onjuist zijn ingevuld of te laat zijn verstrekt, zij daarom jegens Consolut niet kan bewijzen dat de trilhamer is afgeleverd en zij om die reden geen betaling van Consolut kan afdwingen, schieten de stellingen van STS ook voor een aansprakelijkheid van [geïntimeerde] op die feitelijke grondslag te kort. Los van het feit dat uit het dossier niet blijkt dat de trilhamer niet bij Consolut is aangekomen, bewijs daarvoor heeft STS niet aangeboden, heeft STS heeft ook hier niet toegelicht waarom de gang van zaken met betrekking tot die CMR een persoonlijk en ernstig verwijt van [geïntimeerde] vormt. Indien al juist is wat STS daarover stelt, dan valt zonder nadere toelichting niet in te zien dat [geïntimeerde] wist dan wel behoorde te begrijpen dat STS daardoor schade zou leiden en dat Allpacks daarvoor geen verhaal zou bieden. Het beroep dat STS in dit verband heeft gedaan op het arrest Vleesmeesters/Alog [6] over een - door Allpacks - geschonden zorgvuldigheidsnorm maakt dat niet anders.
4.12
[geïntimeerde] zou - in beginsel - ook buiten zijn hoedanigheid van bestuurder van Allpacks aansprakelijk kunnen zijn jegens STS. STS heeft echter niet voldoende feitelijk onderbouwd dat [geïntimeerde] persoonlijk en niet hoedanigheid van bestuurder van Allpacks bij de overeenkomst over de trilhamer is betrokken. De kwalificatie die STS aan het handelen van [geïntimeerde] heeft gegeven – dat hij met Consolut onder één hoedje heeft gespeeld en STS heeft opgelicht dan wel dat hij anderszins frauduleus heeft gehandeld – vormt daarvoor als zodanig geen feitelijke onderbouwing. Het hof stelt vast dat STS heeft in het kader van haar grief IV in randnummer 46 van haar memorie van grieven heeft benadrukt dat [geïntimeerde] handelde in de hoedanigheid van bestuurder van een onderneming.
4.13
In verband met het aan [geïntimeerde] persoonlijk gemaakte verwijt dat door het hof niet wordt gedeeld kan nog worden opgemerkt dat gelet op de hierna in 4.14 genoemde feiten en omstandigheden de situatie met betrekking tot de trilhamer geenszins evident was. De onduidelijkheid daarover staat mede aan persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] in de weg.
4.14
De conclusie moet zijn dat STS onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die STS stelt te hebben geleden als gevolg van een tekortkoming van Allpacks. Daarmee kan een beoordeling van de grieven I en II van STS achterwege blijven. Het slagen daarvan – met als mogelijke uitkomst dat STS een overeenkomst met Allpacks heeft gesloten – leidt niet tot toewijzing van de vorderingen van STS.
4.15
De stellingen van STS over de overeenkomst met Allpacks met betrekking tot de trilhamer zijn overigens niet zodanig duidelijk zijn dat die overeenkomst zonder meer vast staat, gelet op het gemotiveerde verweer dat [geïntimeerde] daarover heeft gevoerd, ook al valt op dat verweer ook wel wat af te dingen. De stelling dat STS als tussenpersoon voor Consolut een overeenkomst met Allpacks heeft gesloten, reden waarom de trilhamer aan Consolut is afgeleverd, valt niet zonder meer af te leiden uit de overeenkomst van
14 april 2016 waarop [geïntimeerde] zich beroept. In de bewoordingen van die overeenkomt valt geen relatie te leggen met de trilhamer en de rol van STS in de koop en betaling daarvan.
4.16
STS baseert het bestaan van die overeenkomst op de op haar naam gestelde factuur van 28 juli 2016 die zij in oktober 2016 van Allpacks heeft ontvangen en die zij heeft betaald. Het enkele feit van het betalen van deze factuur brengt echter niet zonder meer mee dat tussen STS en Allpacks een overeenkomst is ontstaan, ook al kan dat een aanwijzing daarvoor zijn. Een koopovereenkomst komt immers tot stand door een aanbod om een zaak te kopen en aanvaarding van dat aanbod en dat vindt in het algemeen plaats voorafgaand aan de betaling van een factuur. STS is in haar stellingen onduidelijk hoe dat in dit geval is gegaan, waartoe het hof wijst op het volgende:
i) in de spreekaantekeningen van haar advocaat in de procedure bij de rechtbank is sprake van een offerte van Allpacks waarmee de trilhamer aan haar zou zijn aangeboden, maar die offerte is door haar niet in het geding gebracht.
ii) een dergelijke offerte verdraagt zich niet goed met de informatie die op de zitting bij het hof is verstrekt: de trilhamer is na een bezoek van [naam1] aan Allpacks door Leffer, de andere door [naam1] bestuurde vennootschap, gekocht: de trilhamer maakte deel uit van een grotere partij zaken waarvan de opdracht tot koop is bevestigd in de opdrachtbevestiging aan Leffer van 20 juli 2016 (zie 3.4). Dat STS vervolgens met instemming van Allpacks in de plaats van Leffer contractspartij is geworden is niet nader toegelicht; dat de factuur op haar naam is gesteld in verband met haar vestiging in Duitsland is daarvoor op zich niet redengevend, laat staan doorslaggevend.
4.17
Bovendien heeft STS over de rol van en haar rechtsverhouding met Consolut de nodige onduidelijkheid laten bestaan:
i) uit het rapport van het onderzoek van de Litouwse advocaten blijkt dat [naam1] heeft verklaard aan haar advocaten dat het de bedoeling was de trilhamer te verkopen aan Consolut. Dat zou kunnen verklaren dat STS een factuur van 15 oktober 2016 aan Consolut heeft gestuurd waarin zij de trilhamer voor een bedrag van € 479.479,- aan Consolut in rekening brengt; op die factuur baseert [geïntimeerde] mede zijn verweer. De stelling van STS dat die factuur volledig is vervalst is niet deugdelijk onderbouwd: het onderzoek naar die factuur is beperkt tot de vraag wie die factuur heeft ondertekend ten bewijze van het feit dat die factuur is betaald. Nader bewijs daarover heeft STS niet aangeboden.
ii) STS heeft niet weersproken de stelling van [geïntimeerde] dat zij Allpacks op 17 oktober 2016 heeft gevraagd om aan Consolut te vragen de betreffende factuur te betalen, volgens STS als uitvoering van een idee dat Consolut voor de goederen zou gaan betalen.
iii) zij heeft er geen verklaring voor gegeven waarom de factuur van 28 juli 2016 – die zij op 19 oktober 2016 heeft ontvangen – eerst op naam van Consolut stond en daarna op haar naam is gesteld, zoals zij in de toelichting op haar productie 39 heeft gesteld. Dat de tenaamstelling in deze volgorde is gewijzigd sluit aan bij de stelling van [geïntimeerde] daarover. Deze feiten wijzen er op dat de trilhamer uiteindelijk aan Consolut moest worden afgeleverd en dat Allpacks daar vanuit heeft mogen gaan.
4.18
Gelet op deze onduidelijkheden heeft STS haar stelling dat zij met Allpacks een overeenkomst heeft gesloten vooralsnog niet aangetoond. Zij zou die hebben moeten bewijzen, maar daarvoor bestaat zoals gezegd geen processueel belang. Daar komt bij dat het bewijsaanbod dat zij heeft gedaan, in het licht van de hiervoor geschetste onduidelijkheden, te weinig concreet en specifiek is en om die reden gepasseerd wordt. Zij heeft aangeboden de heer [naam1] te horen over de totstandkoming van de overeenkomst, maar niet aangegeven op welke feiten en omstandigheden dat aanbod betrekking heeft. Het aanbod om de heer Bleyenberg (directeur van een andere vennootschap) te horen over de wijze waarop hij zou zijn opgelicht door [geïntimeerde] en Consolut is niet relevant voor de beslissing in deze zaak. STS heeft niet gesteld over welke voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden mevrouw [de tolk] (tolk/vertaler) en mevrouw [de vertaalster] (vertaalster) verklaringen kunnen afleggen.
[geïntimeerde] is niet persoonlijk aansprakelijk wat betreft de overeenkomst over de lagers
4.19
Het hof verwerpt de stelling van STS (
grief V)die betrekking heeft op de persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] in verband met de overeenkomst over de lagers. Indien ervan moet worden gegaan dat deze door STS van Allpacks zijn gekocht en niet zijn afgeleverd en Allpacks in zoverre is tekortgeschoten jegens STS, is dat feit op zich onvoldoende om [geïntimeerde] voor de gevolgen daarvan aansprakelijk te houden. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die aantonen dat [geïntimeerde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. STS heeft in verband daarmee aangevoerd dat i) [geïntimeerde] een beroep heeft gedaan op de stelling dat ook voor de lagers geldt dat STS geen overeenkomst met Allpacks heeft gesloten, ii) dat Allpacks met medeweten van STS een korting op de koopprijs heeft gegeven, iii) door Allpacks een beroep is gedaan op opschorting van levering in verband met een andere transactie aangaande Volvo-motoren en iv) dat Allpacks failliet is gegaan en dat de curator in dat faillissement desgevraagd door STS heeft verklaard de lagers niet in de boedel te hebben aangetroffen. Met de genoemde feiten en omstandigheden, zo die al een tekortkoming van Allpacks zouden opleveren, is niet voldoende onderbouwd dat en waarom [geïntimeerde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bovendien is niet
gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde] heeft gehandeld terwijl hij wist of behoorde te weten dat Allpacks voor de schade van STS als gevolg van het niet leveren van de lagers geen verhaal zou bieden. Daarover heeft STS geen feiten en omstandigheden aangedragen.
4.2
Dat [geïntimeerde] met betrekking tot de lagers zou hebben gehandeld in een andere hoedanigheid dan als bestuurder van Allpacks is door STS niet voldoende onderbouwd gesteld, zodat ook in verband met deze overeenkomst het beroep op het ‘Spaanse villa’- arrest niet op gaat. De gestelde feiten, zo die vast zouden staan, leveren bovendien geen ‘normale’ onrechtmatige daad van [geïntimeerde] op.
De slotsom
4.21
Het hof komt daarom tot de slotsom dat het vonnis van de rechtbank, onder aanvulling of verbetering van gronden, bekrachtigd moet worden, omdat de daartegen gerichte grieven van STS geen doel kunnen treffen. Het hof zal STS in de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep veroordelen, vastgesteld op € 1.727,- voor griffierecht en op
€ 12.127,50 voor salaris advocaat ( 2,5 punten, tarief VII), vermeerderd met wettelijke rente en nakosten, zoals door [geïntimeerde] gevorderd. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 mei 2020;
veroordeelt STS in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.727,- voor verschotten en op € 12.127,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
veroordeelt STS in de nakosten, begroot op € 163,- , met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval STS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, P.S. Bakker en P. Roorda en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.

Voetnoten

1.Artikel 4 lid 1 EEX-Vo 2012, 1215/2012
2.Zie HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627,
3.Zie met name HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006: AZ0758,
4.De zogenoemde Beklamelnorm naar HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521,