In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag van de vader over zijn kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het gezamenlijk gezag over de kinderen [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3] samen met de moeder, verweerster in hoger beroep. De kinderen wonen bij de moeder en hebben sinds februari 2020 geen contact meer met de vader. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 6 oktober 2022, het recht op omgang van de vader met de kinderen ontzegd. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag af te wijzen. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen stellig hebben aangegeven geen contact met de vader te willen en dat het voor de vader praktisch onmogelijk is om te overzien wat de kinderen nodig hebben. De vader is niet op de hoogte van hun leven en de kinderen hebben aangegeven het niet prettig te vinden dat de vader nog mag meebeslissen over belangrijke gebeurtenissen in hun leven. Het hof oordeelde dat, ondanks de wensen van de vader, de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en het gebrek aan contact met de kinderen een beëindiging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigt. Het hof heeft de grieven van de vader verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof opmerkte dat het aan de moeder ligt om de vader te informeren over het leven van de kinderen.