ECLI:NL:GHARL:2023:10119

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.325.285
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het ontzeggen van het recht op omgang tussen moeder en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd, waarin de moeder voor onbepaalde tijd het recht op omgang met haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], is ontzegd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die hebben aangegeven geen contact met hun moeder te willen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Mercanoğlu, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beslissingen van de kinderrechter goed gemotiveerd waren en in lijn zijn met de wensen van de kinderen.

De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarin eerdere beschikkingen zijn genomen die de omgang tussen de moeder en de kinderen hebben geschorst. De GI, die als voogd optreedt, heeft verzocht om het recht op omgang te ontzeggen, wat door de kinderrechter is toegewezen. Het hof heeft de verklaringen van de kinderen en de bijzonder curator in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat de kinderen ernstige bezwaren hebben geuit tegen de omgang met hun moeder. Het hof heeft geconcludeerd dat het afdwingen van omgang ernstige nadelen zou opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen en dat de huidige situatie het beste is voor hun welzijn.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder voorlopig geen recht op omgang heeft, en dat deze beslissing geldt voor onbepaalde tijd. Het hof heeft benadrukt dat, hoewel het wenselijk zou zijn dat er in de toekomst weer ruimte komt voor contact, dit alleen kan plaatsvinden als de kinderen daar zelf voor openstaan. De beschikking is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.285
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 546849
beschikking van 28 november 2023
in de zaak van
[verzoekster],
die woont op een geheim adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu in Almelo,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden Nederland,
die is gevestigd in Utrecht,
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de GI,
en
[de pleegouders],
die wonen op een geheim adres,
belanghebbenden in hoger beroep,
hierna: de pleegouders (van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ),
[de bijzondere curator],
die is gevestigd in [vestigingsplaats] .
belanghebbende in hoger beroep,
hierna: de bijzonder curator.

1.Samenvatting van de beslissing

De rechtbank heeft bepaald dat de moeder voor onbepaalde tijd geen omgang meer heeft met haar kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof vindt dat dit zo moet blijven en legt in deze beschikking uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
[verzoekster] is de moeder van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2008;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2009.
De GI is de voogd van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.2.
In de beschikking van 16 december 2021 heeft de kinderrechter beslist om de omgang tussen de moeder en [de minderjarige1] te schorsen voor de duur van zes maanden. In de beschikking van 22 maart 2022 heeft de kinderrechter bepaald dat ook de omgang tussen de moeder en [de minderjarige2] wordt stopgezet tot 16 juni 2022. In de beschikking van 14 juni 2022 heeft de kinderrechter bepaald dat de omgang tussen de moeder en beide kinderen wordt stopgezet tot 16 december 2022. De beschikkingen van 16 december 2021, 22 maart 2022 en 14 juni 2022 zijn bekrachtigd door dit hof.
2.3.
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de moeder het recht op omgang te ontzeggen voor onbepaalde tijd. In de beschikking van 6 maart 2023 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI toegewezen en de moeder het recht op omgang ontzegd voor onbepaalde tijd.
2.4
In dezelfde beschikking van 6 maart 2023 heeft de kinderrechter zowel in deze omgangszaak als in een aparte zaak met een ander zaaknummer de bijzonder curator benoemd. De bijzonder curator heeft onder andere de opdracht gekregen om met ingang van de datum van de beschikking gedurende een jaar [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te begeleiden, ondersteunen en te vertegenwoordigen richting de voogd en in eventuele juridische procedures en om de voogd te adviseren over wat de kinderen nodig hebben om in de toekomst weer contact met de moeder te kunnen hebben.
2.5
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter over de omgang. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van 6 maart 2023 op dat punt te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
2.6
De GI voert verweer in hoger beroep. De pleegouders hebben zich per e-mail afgemeld voor de mondelinge behandeling in hoger beroep en daarin het hof laten weten dat zij zich aansluiten bij het standpunt van de GI.
2.7
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 31 maart 2023, met bijlagen;
  • een verslag van de bijzonder curator van 15 oktober 2023;
  • het hiervoor vermelde mailbericht van de pleegouders van 27 oktober 2023
2.8
De zitting bij het hof was op 31 oktober 2023. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de raad.

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1.
De moeder en de kinderen hebben recht op omgang met elkaar. De rechter kan het recht op omgang ontzeggen als:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is ernstige bezwaren tegen de omgang heeft geuit;
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind (artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
Wat vindt het hof?
3.2.
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de juiste beslissing heeft genomen en die beslissing uitgebreid en goed heeft gemotiveerd. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de kinderrechter en voegt daar het volgende aan toe.
3.3
De bijzonder curator beschrijft in haar verslag hoe [de minderjarige1] en [de minderjarige2] over de zaak denken. [de minderjarige1] voelt zich niet serieus genomen. Hij wil geen contact met de moeder en heeft dat al verschillende keren aan rechters laten weten. [de minderjarige1] benadrukt dat dit zijn eigen keuze is en dat hij daarbij niet wordt beïnvloed door anderen. [de minderjarige2] vindt het moeilijk dat ze steeds onder druk wordt gezet. Ze wil zelf bepalen of ze contact opneemt met de moeder. Op dit moment wil ze dat niet. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] willen allebei met rust gelaten worden. Ze zijn moe en boos door alle procedures en willen ook niet meer hierover met rechters in gesprek. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben door alle procedures over omgang het idee dat de moeder hun wensen niet respecteert. De bijzonder curator adviseert het hof om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de rust te geven waar zij om vragen, zodat zij kunnen toekomen aan hun eigen leven en ontwikkeling.
3.4
Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstige bezwaren hebben geuit tegen de omgang. Het hof stelt vast dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] al jarenlang consistent aangeven dat ze (nu) geen contact met de moeder willen. Dit op zichzelf is een grond om de moeder het recht op omgang te ontzeggen.
3.5
Het hof is bovendien van oordeel dat het afdwingen van omgang ernstig nadeel oplevert voor de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen. De GI heeft verteld dat de procedures over de omgang veel spanningen veroorzaken bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] heeft daardoor last van hoofdpijn en moeite met slapen. De spanningen hebben ook zijn weerslag op het gedrag van [de minderjarige1] en de relatie tussen [de minderjarige1] en de pleegouders. [de minderjarige1] ervaart veel boosheid en heeft vaker ruzies met de pleegouders. Dat vindt [de minderjarige1] niet fijn. [de minderjarige2] heeft rond de zittingen ook moeite met slapen. Haar hoofd zit vol en ze gaat één en soms twee dagen minder naar school.
3.6
De moeder is van mening dat de kinderen onrechtmatig bij haar zijn weggehaald en dat de kinderen, onder invloed van de pleegouders en de GI, steeds meer van haar vervreemd zijn geraakt. Het hof begrijpt dat het voor de moeder onverteerbaar moet zijn dat ze de kinderen al jaren niet heeft gezien. Het is niet onbegrijpelijk dat de moeder aangeeft dat ze altijd zal blijven strijden voor de kinderen. Het hof kan in deze zaak echter niet meer oordelen over het verleden. Het hof moet beoordelen wat in de huidige situatie het meest in het belang van de kinderen is. De moeder lijkt in haar strijd juist de belangen van de kinderen uit het oog te zijn verloren. De kinderen staan door de procedures ernstig onder druk en ervaren daar de negatieve gevolgen van in het dagelijks leven. Het hof heeft de indruk dat de weerstand van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zich niet meer alleen richt op de omgang met de moeder, maar ook op de procedures over de omgang en de houding die de moeder in de procedures aanneemt, waardoor zij zich door haar niet gerespecteerd voelen in hun mening.
3.7
Het hof komt, gelet op dit alles, tot de volgende conclusie. Het is in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat hun wens nu gerespecteerd wordt. Daarom zal, zoals ook is geadviseerd door de bijzonder curator en de raad, aan de moeder het recht op omgang worden ontzegd. Deze beslissing zal gelden voor onbepaalde tijd, zodat de kinderen zich niet druk hoeven te maken over een aflopende termijn. Dit betekent dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
3.8
Het zou mooi zijn als er bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ooit weer ruimte ontstaat om contact te hebben met de moeder. Deze ruimte moet dan wel vanuit de kinderen zelf komen. Misschien dat de bijzonder curator hier een rol in kan spelen. Het is echter duidelijk geworden dat voor onbelast contact bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig geen ruimte is.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 maart 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en K. Mans, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.