ECLI:NL:GHARL:2023:10614

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.329.260/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake beschermingsbewind over de goederen van verzoeker

In deze zaak gaat het om een tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met betrekking tot het beschermingsbewind over de goederen van verzoeker. Verzoeker, geboren in 1960, heeft op 23 december 2014 een verzoek ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland om zijn goederen onder bewind te stellen, wat is goedgekeurd op basis van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De kantonrechter heeft [naam1] B.V. benoemd tot bewindvoerder. Op 17 november 2022 heeft verzoeker verzocht om het bewind op te heffen of de bewindvoerder te vervangen, maar dit verzoek is op 30 maart 2023 afgewezen.

Verzoeker is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 24 november 2023 heeft verzoeker aangegeven dat hij zelf zijn geldzaken wil regelen, maar de bewindvoerder is van mening dat verzoeker eerst een zelfredzaamheidstraject moet volgen. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden voor een periode van zes maanden, zodat verzoeker de kans krijgt om onder begeleiding van de bewindvoerder te laten zien dat hij in staat is om zelf voor zijn geldzaken te zorgen. Het hof heeft de bewindvoerder en de advocaat van verzoeker verzocht om vóór 21 juni 2024 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van het zelfredzaamheidstraject. Tevens is mr. M.H.F. van Vugt benoemd tot raadsheer-commissaris om de voortgang van de procedure te monitoren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.260
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10206450 UT VERZ 22-17599 JP)
beschikking van 14 december 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker] ( [verzoeker] ),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. C.A.H. Boom in Utrecht.
Belanghebbende is:
[naam1] B.V. (bewindvoerder),
vestigingsplaats [vestigingsplaats] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het beschermingsbewind (het bewind) over de goederen van [verzoeker] .

2.De feiten

2.1
[verzoeker] is geboren [in] 1960.
2.2
Op 23 december 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (de kantonrechter), met ingang van 1 januari 2015 de goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld. Uit die beschikking blijkt dat [verzoeker] zelf om het bewind heeft verzocht. Het bewind is ingesteld op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] .
2.3
De kantonrechter heeft [naam1] B.V. benoemd tot (opvolgend) bewindvoerder over de goederen van [verzoeker] .

3.De beslissing van de kantonrechter

[verzoeker] heeft de kantonrechter op 17 november 2022 verzocht om het bewind over zijn goederen op te heffen, dan wel de bewindvoerder te vervangen. Op 30 maart 2023 heeft de kantonrechter deze verzoeken afgewezen.

4.Het hoger beroep

[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij wil dat het hof het bewind alsnog opheft. Als het hof dat niet doet, wil hij een andere bewindvoerder.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft op 30 juni 2023 het beroepschrift van [verzoeker] ontvangen, met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 24 november 2023. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] met zijn advocaat, en
  • de bewindvoerder.
5.3
Op de zitting bij het hof heeft de advocaat van [verzoeker] de beschikking van de kantonrechter van 23 december 2014, waarin het bewind is ingesteld, aan het hof gegeven. Het hof had deze beschikking opgevraagd bij de advocaat, omdat die beschikking niet in het dossier zat.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Zoals is besproken op de zitting, zal het hof nu nog niet beslissen op de verzoeken van [verzoeker] . Het hof zal de zaak aanhouden. Het hof legt hierna uit waarom.
6.2
[verzoeker] vindt dat het bewind niet (meer) nodig is. Hij wil zelf zijn geldzaken regelen. De bewindvoerder vindt dat [verzoeker] eerst een traject moet volgen waarin hij stapsgewijs leert financieel zelfredzaam te zijn (zelfredzaamheidstraject). Dan kan blijken of [verzoeker] in staat is zelf zijn geldzaken te regelen. De bewindvoerder wil [verzoeker] daarvoor aanmelden. [verzoeker] heeft op de zitting bij het hof gezegd dat hij wil meedoen aan een zelfredzaamheidstraject.
6.3
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] de kans moet krijgen om, onder begeleiding van de bewindvoerder, door middel van een zelfredzaamheidtraject te laten zien dat hij weer in staat is zelf voor zijn geldzaken te zorgen. Het hof zal de zaak daarom aanhouden voor een periode van zes maanden. Het hof gaat ervan uit dat de bewindvoerder [verzoeker] zo spoedig mogelijk aanmeldt voor een zelfredzaamheidstraject.
6.4
Het hof zal de bewindvoerder en de advocaat van [verzoeker] verzoeken om het hof vóór 21 juni 2024 schriftelijk te informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject, met afschrift daarvan aan de andere partij. Daarna zal het hof beslissen over het vervolg van de procedure.
6.5
Het hof zal een raadsheer-commissaris benoemen om de voortgang van de procedure in de gaten te houden. De advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder kunnen de raadsheer-commissaris - via de griffie van het hof - benaderen met vragen en/of opmerkingen over het vervolg van de procedure.

7.De beslissing

Het hof:
houdt de beslissing op de verzoeken van [verzoeker] aan tot
21 juni 2024 (pro forma);
bepaalt dat de advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder het hof
uiterlijk op
21 juni 2024schriftelijk moeten informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject waarvoor de bewindvoerder [verzoeker] zal aanmelden, met afschrift daarvan aan de andere partij;
benoemt mr. M.H.F. van Vugt tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de advocaat van [verzoeker] en de bewindvoerder zich - via de griffie - kunnen wenden tot de raadsheer-commissaris met vragen en/of opmerkingen over het vervolg van de procedure;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, J.B. de Groot en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023.