ECLI:NL:GHARL:2023:10863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
200.328.627
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging gezamenlijk gezag en onderzoek raad voor de kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over de minderjarige kinderen te belasten. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. F.B. Flooren, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, die haar verzoek had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Anik, voerde verweer en vroeg het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

De procedure in eerste aanleg had plaatsgevonden na de echtscheiding van partijen, die op 21 april 2023 was ingeschreven. De ouders hebben samen meerderjarige en minderjarige kinderen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 aangegeven dat er sprake was van huiselijk geweld en dat de vader strenge regels hanteerde voor de opvoeding van de kinderen, wat leidde tot een onhoudbare situatie. De moeder heeft de kinderen uiteindelijk naar een geheime verblijfplaats gebracht en woont nu met hen in de voormalige echtelijke woning.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen over het gezag. De raad voor de kinderbescherming is verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft een raadsheer-commissaris benoemd om toezicht te houden op het onderzoek en heeft de raad gevraagd om uiterlijk 18 april 2024 te rapporteren over het gezag over de minderjarige kinderen. De beslissing over het gezag en de zorgregeling is aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.627
(zaaknummer rechtbank Gelderland 407875)
beschikking van 21 december 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.B. Flooren,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Anik.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de (tussen)beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 juni 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Flooren van 4 december 2023 met producties;
2.2
Op 11 december 2023 heeft [de minderjarige2] met een raadsheer gesproken over haar situatie.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd [in ] 1991 in de gemeente [de gemeente] . In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk van partijen is op 21 april 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van
de meerderjarige kinderen:
- [de meerderjarigeq] , geboren [in ] 1998 te [plaats1] ;
- [de meerderjarige2] , geboren [in ] 2001 te [plaats1] ;
- [de meerderjarige3] , geboren [in ] 2002 te [plaats2] ;
- [de meerderjarige4] , geboren [in ] 2005 te [plaats1] ;
de minderjarige kinderen:
- [de minderjarige1] . geboren [in ] 2008 te [plaats3] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in ] 2010 te [plaats1] ;
- [de minderjarige3] , geboren [in ] 2014 te [woonplaats1] .
3.3
De minderjarige kinderen, als ook [de meerderjarige3] , wonen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder haar alleen met het gezag over alle minderjarige kinderen te belasten, afgewezen. De behandeling van de overige verzoeken van de ouders over de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling met de minderjarige kinderen is aangehouden tot 9 januari 2024, in afwachting van de rapportage van de zorgaanbieder over het verloop van het hulpverleningstraject ( [naam1] ).
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over het gezag en verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van dit punt te vernietigen en haar verzoek om haar alleen met het gezag te belasten over de minderjarige kinderen alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel haar verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
standpunten van partijen en advies van de raad
5.2
De moeder heeft onder meer aangevoerd dat gedurende het huwelijk van partijen sprake was van huiselijk geweld van de vader binnen het gezin. De vader stelde hele strenge regels, vooral voor de dochters van partijen. De vader stond de dochters vaak niet toe om in de avond naar buiten te gaan, met vriendinnen af te spreken of naar een schoolfeest te gaan. De vader keurde kleding van de dochters vaak af, omdat de kleding hun lichaam volgens hem niet voldoende bedekte. De vader heeft vanuit zijn culturele en religieuze achtergrond een totaal andere visie dan de moeder over de opvoeding van de kinderen. Zijn visie hierover past niet binnen de Nederlandse cultuur waarin de kinderen opgroeien. De vader wilde bijvoorbeeld niet dat [de minderjarige1] (die het syndroom van Down heeft) een bril zou gaan dragen, terwijl dat wel werd geadviseerd. De vader wilde ook niet meewerken een diagnostisering en/of hulp voor ADHD bij een van de dochters. De vader vindt dat niet nodig vanuit zijn geloofsovertuiging, aldus de moeder.
De situatie werd onhoudbaar en de moeder is uiteindelijk met de kinderen gevlucht uit de echtelijke woning naar een geheime verblijfplaats. Zij is inmiddels bij uitsluiting gerechtigd tot gebruik van de voormalige echtelijke woning en zij woont daar nu met de minderjarige kinderen en [de meerderjarige3] . De vader heeft zelfstandige woonruimte betrokken in de nabije omgeving. De kinderen hebben nu veel meer vrijheid en kunnen zich beter ontwikkelen. De vader heeft de afgelopen periode ingestemd met haar verzoeken om toestemming voor een aanvraag van een ID-kaart voor een van de kinderen en om met de kinderen op vakantie te kunnen gaan, maar de vader werkt vermoedelijk op dit moment goed mee vanwege deze procedure.
De moeder stelt verder dat zij nog steeds last heeft van angst voor de vader. Als hij erg boos wordt dan uit hij nog steeds bedreigingen tegen haar.
5.3
Tijdens de mondeling behandeling heeft de moeder verteld dat er na de bestreden beschikking met behulp van de wijkcoach afspraken zijn gemaakt over het contact tussen de vader en de kinderen. Er zijn veiligheidsafspraken met de ouders gemaakt over het contact tussen de kinderen en de vader en daarom heeft het wijkteam geen hulpverleningstraject voor de ouders aangevraagd. Nadat de kinderen twee weekenden bij de vader hebben verbleven met een overnachting is het contact weer gestagneerd. Volgens de moeder kwam [de minderjarige1] na het eerste weekend thuis met de mededeling dat hij een groot geheim had en dat hij dat niet aan haar mocht vertellen. Uiteindelijk bleek dat de vader tegen [de minderjarige1] had gezegd dat [de minderjarige1] bij hem moest gaan wonen. De vader zet de kinderen van partijen volgens de moeder tegen elkaar op. De laatste keer dat de kinderen bij hem waren werd hij erg boos op [de minderjarige2] over de korte broek die zij droeg. Hij heeft [de minderjarige2] toen weggestuurd.
De jongste drie kinderen hebben sinds de zomervakantie geen contact meer gehad met de vader. Niet geheel duidelijk is waarom er na het stagneren van het contact niets meer is ondernomen door het Wijkteam door alsnog of opnieuw een hulpverleningstraject voor de ouders te starten, zoals bij de rechtbank aanvankelijk was afgesproken. Onduidelijk is verder ook of de oudste drie kinderen nog contact hebben met de vader, daarover verschillen de ouders in hun uitlatingen. [de meerderjarige4] woont al geruime tijd bij de vader en zeker is wel dat hij geen contact meer heeft met de moeder.
5.4
De vader is van mening dat de ouders samen voor een groot gezin hebben gekozen en dat het verschil in visie over de opvoeding van de kinderen na hun lange huwelijk geen reden kan vormen om het gezag niet meer samen voort te zetten. Hij houdt van al zijn kinderen en wil ze beschermen. Hij mist de drie jongste kinderen heel erg. Het is kwalijk dat de moeder hem blokkeert en niet informeert over de kinderen. Hij wil graag meedoen aan een hulpverleningstraject zoals een SCHIP-training om de verstandhouding tussen de ouders te verbeteren. De moeder heeft op dit punt ook een verplichting en verantwoordelijkheid om zich in te spannen. Er is nog niet voldoende geprobeerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden volgens de vader.
De kinderen kunnen bij de moeder leven zoals zij dat met de moeder willen. Het gezamenlijk gezag verhindert dat niet en hij heeft laten zien dat hij meewerkt wanneer de moeder toestemming vraagt aan hem. Wanneer hij geen gezag over de kinderen heeft wordt hij als het ware weggegumd uit het leven van zijn kinderen. De vader verwacht dat het contact met de jongste kinderen dan ook niet meer van de grond komt.
5.5
De vertegenwoordiger van de raad vindt het onduidelijk waarom het wijkteam geen (verdere) hulpverlening heeft inzet nadat de contacten tussen de vader en de jongste drie kinderen zijn gestagneerd. De verschillen in visie tussen de ouders zijn op meerdere vlakken erg groot. Het zal daarom moeilijk zijn voor de ouders om beslissingen met elkaar af te stemmen, maar op dit moment zijn er nog geen serieuze pogingen ondernomen om de ouders te leren hoe met deze verschillen om moet worden gegaan. Er is sprake van een patroon dat gedurende vele jaren is ingesleten en dat is niet makkelijk te veranderen. In hetgeen de moeder vertelt, hoort de raad niet dat de moeder de kinderen bij de vader weghoudt. De kinderen lijken er zelf voor te kiezen om niet meer naar de vader te willen. De kinderen hebben zich vermoedelijk door de beschermende houding van de vader enorm ingeperkt gevoeld. Het is de vraag of de vader nog in staat is om een verandering door te maken. Indien het de ouders lukt om hun verstandhouding nog wat te verbeteren dan zullen al hun kinderen daar van profiteren.
5.6
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij op dit moment er geen vertrouwen in heeft dat de vader kan veranderen. Daarom wil zij op dit moment geen gezamenlijk ouderschapstraject meer met hem aangaan. De vader moet eerst voor zichzelf accepteren dat hij daarbij professionele hulp nodig heeft en dat ook aanpakken.
raadsonderzoek
5.7
Het hof acht zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing over het gezag te kunnen nemen.
Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun kinderen. Anders dan de vader stelt, ziet het hof wel aanleiding om te vrezen dat de kinderen klem en verloren raken tussen hun ouders indien zij het gezag gezamenlijk behouden. Het hele gezin heeft voor het uiteengaan van de vader en de moeder een lange periode met veel stress en spanningen doorgemaakt. De kinderen lijken nu allemaal de kant van één van beide ouders te kiezen en het gezin is uit elkaar gevallen. De kinderen hebben daardoor onderling ook niet allemaal een goede verstandhouding meer met elkaar.
De ouders en de kinderen zijn bezig met de verwerking van alles wat is gebeurd en dat zal nog een tijd duren. Voor de kinderen is het van zeer groot belang dat de ouders een weg gaan vinden in de nieuwe situatie. Het komt het hof wenselijk voor dat beide ouders daarbij (individuele) professionele hulp gaan krijgen. Van de ouders wordt verwacht dat zij zich daarvoor inspannen tot het uiterste. Het hof heeft net als de raad echter vraagtekens bij de mogelijkheden van de ouders en kan op dit moment niet goed inschatten of het zinvol is om van de ouders te vergen dat zij een ouderschapstraject gaan volgen om de situatie te verbeteren. Het hof vindt het noodzakelijk dat de raad dit gaat onderzoeken en het hof gaat adviseren over het gezag.
Daar komt bij dat de rechtbank de beslissing over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling heeft aangehouden in afwachting van het verloop van het ouderschapstraject tot 9 januari 2024. Dit traject is dus niet van de grond gekomen en het contact tussen de vader en de drie jongste kinderen ligt al ongeveer vijf maanden stil. Indien de rechtbank zich op grond van de huidige situatie ook onvoldoende voorgelicht acht om te kunnen beslissen over de zorgregeling en het hoofdverblijf kan dit onderzoek indien nodig eenvoudig worden uitgebreid.
5.8
Het hof zal de raad daarom verzoeken te onderzoeken of het in het belang van de minderjarige kinderen is om het gezamenlijk gezag van de ouders in stand te laten of om de moeder alleen met het gezag te belasten, en over het verloop van een en ander te rapporteren. Het hof acht het noodzakelijk een raadsheer-commissaris te benoemen, die waakt over de voortgang van het onderzoek.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek te verrichten als hiervoor onder 5.7 en 5.8 omschreven;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. K. Mans;
bepaalt dat de raad en partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
verzoekt de raad om uiterlijk 18 april 2024 schriftelijk aan het hof te rapporteren en te adviseren over het gezag over de minderjarige kinderen van partijen, waarna partijen de gelegenheid zullen krijgen om aan het hof te berichten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van deze procedure en
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, M.P. den Hollander en S. Kuijpers, bijgestaan door de griffier, en is op 21 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.