2.2In het rapport van de raad is onder meer het volgende opgenomen.
“(…) Er is sprake van een gehechtheidsbreuk tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en hun vader. Zij hebben al één jaar geen contact met hun vader en daarvoor was het contact jaren wisselend. Daarbij is de zorg dat hoe langer het duurt om tot contactherstel te komen, hoe verder de kinderen verwijderd zullen raken van hun vader en hoe kleiner de kans op contactherstel wordt. Tot op heden is het niet gelukt tot een structurele omgang te komen met vader. (…) [de minderjarige2] staat open voor contact, waar [de minderjarige1] aangeeft de komende jaren geen mogelijkheden meer te zien. (…) [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een loyaliteitsconflict door de jarenlange slechte communicatie tussen ouders. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weten niet beter dan dat er ruzie was tussen ouders. In de gesprekken met de kinderen komt meermaals naar voren dat zij angstig zijn wanneer ouders elkaar nu zouden treffen, zij weten zeker dat dit uitmondt in ruzie. Het is in de context waarbinnen de kinderen zijn opgegroeid begrijpelijk dat het beeld van ouders samen gevoelens van angst oproept bij de kinderen en zij dit zoveel mogelijk willen vermijden. Zij ervaren bij beide ouders dat die negatief tegenover de andere ouder staat. Ouders wijzen hiermee een deel van de kinderen af, omdat zij uit beide ouders bestaan.
Hierdoor voelen zij geen emotionele toestemming voor contact met de andere ouder en is het de vraag of zij hun eigen wensen kennen en uitspreken. [de minderjarige2] houdt namelijk rekening met haar moeders gevoelens bij het uitspreken van haar contactwens met vader. (…) [de minderjarige1] lijkt voor zijn gevoel geen andere keuze te hebben dan het contact met vader te verbreken, zodat er geen conflicten tussen ouders zijn. De vraag is dan of dit werkelijk zijn wens/keuze is, of dat het een mechanisme is om te kunnen 'overleven'. (…)
De situatie bij het zwembad vorig jaar zomer, waardoor de omgang is stopgezet, was onwenselijk en heeft voor angst gezorgd bij de kinderen. De omgang met vader heeft echter bijna nooit tot onveiligheid geleid. De verslagen over het inhoudelijke contact tussen vader en de kinderen zijn, afgezien van één omgangsverslag en de informatie vanuit de kinderen dat vader belastende uitspraken heeft gedaan toen de jeugdbeschermer naar de wc was, positief. (…) Hiermee wil de RvdK het gedrag van vader niet goedkeuren, want dit gedrag is zeker niet helpend geweest in het contact met zijn kinderen, maar deze risico's wegen niet op tegen de risico's van een gehechtheidsbreuk. (…)
Wat moet er voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gebeuren om de zorgen voor het veilig opgroeien weg te nemen?
- [de minderjarige2] en op termijn [de minderjarige1] hebben contact met beide ouders;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige1] zijn weerbaar in het omgaan met eventuele teleurstellingen in contact met vader;
- de ouders geven [de minderjarige2] en [de minderjarige1] emotionele toestemming om contact te hebben met de andere ouder.
Om bovenstaande doelen te bereiken is volgens de RvdK het volgende nodig:
- Contactherstel wordt opgestart onder begeleiding van een bij de gemeente gecontracteerde aanbieder anders dan [naam3] ;
- [naam3] zoekt in contact met [de minderjarige1] naar creatieve manieren om de draagkracht bij [de minderjarige1] te vergroten richting contactherstel met vader, anders wordt het negatieve beeld van zijn vader alleen maar groter.
- (
-dat)
Beide ouders neutraal of positief over de andere ouder spreken richting en in bijzijn van de kinderen. Ouders allebei alleen nog kijken naar hun eigen aandeel in de strijd en wat zij zelf kunnen doen om het loyaliteitsconflict voor de kinderen te verminderen. De RvdK denkt dat Solo Parallel Ouderschap hier noodzakelijk bij is, zodat ouders ieder hun eigen traject gaan lopen;
- Moeder door [naam3] begeleid wordt in het motiveren en opvangen van de kinderen voorafgaand en na het contact met vader en het weghouden van haar eigen emoties bij de kinderen. Indien een omgang niet doorgaat, wordt de kinderen kort uitgelegd wat de oorzaak was en dat de schuld niet bij hun ligt. De teleurstelling wordt genormaliseerd of kleiner gemaakt en in perspectief van vaders problematiek uitgelegd. Waarbij het belangrijk is dat moeder realistische verwachtingen heeft over de omgang en dit niet perfect hoeft te zijn;
- Vader alle omgangsafspraken, die in onderling overleg gemaakt worden, nakomt, ook op het moment dat er zaken spelen (bijvoorbeeld tussen ouders of met de jeugdbeschermer/ hulpverlening) waar vader het niet mee eens zou zijn;
- Vader vanuit de omgangsbegeleiding ondersteund wordt om op een positieve manier contact te blijven zoeken met [de minderjarige1] . Bijvoorbeeld met het sturen van kaartjes.
- Vader zijn persoonlijke hulpverlening vanuit [naam4] bij de start van de omgang nog laat doorgaan om daar eventuele knelpunten te kunnen bespreken/ te kunnen ventileren.
(…)
Over de invulling van de omgangsregeling adviseert de RvdK het volgende:
[de minderjarige1]heeft contact met zijn vader waarbij aangesloten wordt bij zijn tempo en draagkracht. GC bespreekt met enige regelmaat de mogelijkheden van contactherstel bij [de minderjarige1] en zoekt met hem naar creatieve manieren om die draagkracht te vergroten. De omgangsbegeleiding ondersteunt vader in het op een positieve manier blijven zoeken van contact met [de minderjarige1] , bijvoorbeeld met het sturen van kaartjes. [de minderjarige1] kan op ieder moment aansluiten bij de
omgangsregeling van zijn zusje [de minderjarige2] . Indien nodig kan GC of kunnen de omgangsbegeleiders die worden ingezet bij [de minderjarige2] een rol pakken binnen het praktisch vormgeven en regelen van contactherstel tussen [de minderjarige1] en vader.
[de minderjarige2]start met om de week twee uur begeleide omgang met vader op neutraal terrein of bij vader thuis. Dit is enkel de start, de RvdK vindt een opbouwplan in het belang van [de minderjarige2] , indien vader zich aan onderstaande afspraak houdt:
- Vader komt alle omgangsafspraken na, tenzij dit een enkele keer echt niet anders kan wegens overmacht (denk hierbij aan overlijden in de familie of medische oorzaken). In dat geval wordt dit waar dat mogelijk is tijdig aangegeven aan de omgangsbegeleiding en wordt er gezocht naar een ander omgangsmoment of anders een videobelmoment tussen [de minderjarige2] en vader.
Indien vader zich hier niet aan houdt en hij twee keer zonder gegronde reden (omgangsbegeleiding maakt deze inschatting) de omgangsregeling afzegt, wordt de omgangsregeling teruggedraaid naar eens in de vier weken twee uur begeleide omgang op neutraal terrein of bij vader thuis. Pas nadat dit vervolgens een half jaar weer is goed gegaan, kan wederom gestart worden met de omgangsregeling en het opbouwplan. Dit is noodzakelijk om de kans op teleurstelling bij [de minderjarige2] te verkleinen en vanuit rust en vertrouwen weer te werken naar een uitbreiding van de omgang.
- Na drie maanden wordt de begeleide omgang uitgebreid naar om de week vier uur bij vader thuis.
- Na weer drie maanden blijft het om de week vier uur, maar zal de begeleiding alleen het eerste en het laatste uur aanwezig zijn.
- Na weer drie maanden wordt de omgang uitgebreid naar om de week 8 uur (bijvoorbeeld van 10.00 uur tot 18.00 uur), waarbij de begeleiding alleen het eerste en het laatste uur aanwezig zijn.
- Na zes maanden blijft de omgang om de week 8 uur, waarbij de begeleiding alleen de overdrachten doen of hiervoor wordt een neutraal persoon uit het netwerk ingeschakeld.
- Na drie maanden wordt de omgang uitgebreid naar de uiteindelijke en definitieve omgangsregeling: om de week een weekend bij vader van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 19.00 uur. Idealiter brengt moeder [de minderjarige2] naar vader en brengt vader [de minderjarige2] terug naar moeder. Indien dit ondanks inzet van hulpverlening niet mogelijk is, wordt een neutraal persoon uit het netwerk of hulpverlening hiervoor ingeschakeld.
(…)”