ECLI:NL:GHARL:2023:1161
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M.L. van der Bel
- R. Prakke-Nieuwenhuizen
- M.H.H.A. Moes
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgemeenschap en de kosten van gemeenschappelijke zaken na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen, die in 1998 zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 21 maart 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna het huwelijk in 2022 is ontbonden. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 juni 2021 een beschikking gegeven over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waartegen de vrouw in hoger beroep is gekomen met drie grieven. De man heeft in incidenteel hoger beroep ook drie grieven ingediend. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de grieven van beide partijen besproken. Het hof heeft vastgesteld dat partijen het niet eens konden worden over de verdeling van de onroerende zaken en de kosten van onderhoud. Het hof heeft bepaald dat de kosten van onderhoud van de onroerende zaken door partijen bij helfte moeten worden gedragen en dat de netto onderhoudskosten over de laatste vijf jaren moeten worden vastgesteld. Daarnaast heeft het hof de wijze van verdeling van de onroerende zaken vastgesteld, waarbij de man en de vrouw verschillende panden zijn toegewezen. De vrouw heeft haar verzoek met betrekking tot de verdeling van de aan de bankrekening gekoppelde aandelen ingetrokken. Het hof heeft ook de belastingaanslagen die betrekking hebben op de huwelijkse periode besproken en bepaald dat deze bij helfte door partijen moeten worden gedragen. De beschikking van de rechtbank is deels vernietigd en aangevuld, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.