ECLI:NL:GHARL:2023:1171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
Wahv 200.310.365/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, die tevens de kentekenhouder is, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op 5 september 2020, maar de sanctie was aan hem als bestuurder opgelegd, terwijl de ambtenaar niet had kunnen vaststellen wie de bestuurder was op het moment van de overtreding.

Het hof oordeelde dat de ambtenaar geen reële mogelijkheid had om de bestuurder staande te houden, aangezien het voertuig met hoge snelheid tegemoet kwam rijden. De ambtenaar had weliswaar telefonisch contact gehad met de kentekenhouder, maar op basis van dat gesprek kon niet worden vastgesteld dat de betrokkene ook daadwerkelijk de bestuurder was. Hierdoor had de sanctie aan de kentekenhouder opgelegd moeten worden, maar omdat de betrokkene ook de kentekenhouder is, was hij niet in zijn belangen geschaad. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.310.365/01
CJIB-nummer
: 236174681
Uitspraak d.d.
: 9 februari 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank ZeelandWest-Brabant van 27 januari 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 5 september 2020 om 13:46 uur op de N285 in Klundert met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als bestuurder is opgelegd. Artikel 5 van de Wahv bepaalt namelijk dat indien niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder van het voertuig is, de sanctie aan de kentekenhouder wordt opgelegd. In het onderhavige geval is niet vastgesteld dat de betrokkene de bestuurder van het voertuig was, zodat de sanctie enkel aan hem als kentekenhouder had kunnen worden opgelegd.
3. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal d.d. 17 maart 2021, waarin de ambtenaar voor zover relevant het volgende verklaart:
“Wij reden in een opvallend en herkenbaar politievoertuig en waren op weg naar een Prio 2 melding. Betrokken (het hof leest: voertuig) kwam ons tegemoet rijden. Wij zagen de bestuurder een dubbele doorgetrokken streep overschrijden. Gezien de hoge snelheid en het een provinciale weg betrof was direct veilig keren niet mogelijk. Wij zagen dat het een grijskleurige Volkswagen Golf betrof met kenteken [kenteken] . Ik heb middels bevraging in mijn MEOS de kentekenhouder bevraagd. Ik zag daarbij dat dit betrof te zijn: [de betrokkene] , geboren [in] 1985, woonachtig te [woonplaats] . Ik zag dat er aan deze persoon een telefoonnummer gekoppeld was, te weten: [nummer1] . Ik heb direct na de waarneming en de handelingen op mijn MEOS dit nummer gebeld. Hier zat hoogstens vijf minuten tussen. Er werd opgenomen. Ik gaf aan dat we hem net tegen kwamen en hij voor het overschrijden van de dubbele doorgetrokken streep een bekeuring kreeg. Ik hoorde hem direct op vrij nonchalante wijze zeggen: “Oké, is goed” of woorden van gelijke strekking. Ik gaf aan of hij een verklaring wilde afleggen en ik hoorde hem kortaf zeggen: “Nee hoor, geen verklaring” of woorden van gelijke strekking. (…)”
4. Artikel 5 van de Wahv bepaalt dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
5. Het hof is van oordeel dat de ambtenaar in dit geval geen reële mogelijkheid heeft gehad om de bestuurder van het voertuig staande te houden, omdat het voertuig hem met hoge snelheid tegemoet kwam rijden en direct veilig keren niet mogelijk was, omdat ze op een provinciale weg reden. De ambtenaar heeft nog wel geprobeerd om op andere wijze dan door staandehouding de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Dit is echter niet gelukt. De ambtenaar heeft weliswaar kort na de constatering telefonisch contact gehad met de kentekenhouder van het voertuig, maar op basis van dit gesprek kan niet worden vastgesteld dat hij op dat moment ook de bestuurder van het voertuig was. Dit brengt mee dat de sanctie in dit geval aan de kentekenhouder had moeten worden opgelegd. De sanctie is echter aan de betrokkene als bestuurder opgelegd. Nu de betrokkene (tevens) de kentekenhouder van het voertuig was, is hij hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Het hof zal hieraan dus verder geen consequenties verbinden. De aangevoerde grond faalt.
6. Gelet op het voorgaande zal de beslissing van de kantonrechter worden bevestigd. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.