Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Promile,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de bevoegdheid van het hof om kennis te nemen van vorderingen van de appellant, [appellant], tegen de besloten vennootschap Promile B.V. De appellant had een verzoek ingediend tot schorsing van Promile als bestuurder van Den2 OG, een vennootschap waarin hij aandelen houdt. Promile had een exceptie van onbevoegdheid ingediend, stellende dat de bevoegdheid om over de materiële geschilpunten te beslissen was overgedragen aan een deskundige benoemd door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het hof oordeelde echter dat het bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, aangezien de schorsing van een bestuurder door de rechter is voorbehouden aan de Ondernemingskamer, maar dat de appellant in afwachting van de enquêteprocedure een tijdelijke voorziening kon vorderen.
Daarnaast heeft het hof de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant afgewezen. Promile had aangevoerd dat de appellant geen procesbelang meer had, omdat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten die de overdracht van de aandelen aan Promile regelde. Het hof oordeelde dat de vordering tot schorsing van Promile nog steeds relevant was, aangezien de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst nog niet had plaatsgevonden. De incidentele vordering tot aanhouding van de behandeling van de zaak werd eveneens afgewezen, omdat het hof van mening was dat de appellant belang bleef houden bij zijn vorderingen, ongeacht de aanhangige procedures.
Het hof verklaarde zich bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen en hield de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak werd verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdagen van partijen.