ECLI:NL:GHARL:2023:1354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
21-003292-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer, [benadeelde], op 29 juni 2018, waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte [benadeelde] met een vuist tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze ten val kwam en ernstig letsel opliep, waaronder een schedelbreuk en hersenletsel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer.

De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de opgelopen schade, is in zijn geheel toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling rechtstreeks schade heeft geleden. De totale schadevergoeding bedraagt € 46.455,36, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft ook de wettelijke rente vanaf een bepaalde datum toegewezen. De verdachte is strafbaar bevonden en de straf is gematigd vanwege het tijdsverloop sinds het feit.

Het hof heeft de relevante wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is openbaar uitgesproken. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de griffier aanwezig waren. De verdachte was niet aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003292-20
Uitspraak d.d.: 14 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 september 2020 met parketnummer 05-076136-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 augustus 2022 en 31 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Velthoven, naar voren is gebracht. Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij [benadeelde] door [raadsman benadeelde] is aangevoerd.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk ten gevolge heeft, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in zijn geheel toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2018 te [pleegplaats] [benadeelde] heeft mishandeld door deze met kracht (met een vuist) tegen/op diens hoofd te slaan, waardoor deze [benadeelde] hard met zijn hoofd op de grond viel, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en/of zwaar hersenletsel ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van getuige [naam 3] niet betrouwbaar is en niet gebruikt mag worden voor het bewijs. De overige getuigenverklaringen zijn volgens de verdediging wisselend en wijzen niet naar verdachte.
Oordeel hof [1]
Op 2 juli 2018 heeft de partner van [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ), mevrouw [naam 1] , namens [benadeelde] aangifte gedaan van mishandeling. [benadeelde] werd op dat moment in een kunstmatige slaap gehouden. [benadeelde] en zijn partner waren op 29 juni 2018 bij de [supermarkt] in [pleegplaats] . Terwijl [naam 1] de boodschappen afrekende, liep [benadeelde] alvast weg bij de kassa. Toen [naam 1] de [supermarkt] uitliep, zag zij [benadeelde] buiten op de grond liggen. [benadeelde] was aan het stikken en aan het gorgelen in zijn eigen bloed. Er lag ook bloed onder zijn hoofd. [benadeelde] is met een ambulance naar het [ziekenhuis 1] gebracht. Aldaar bleek dat hij een schedelbasisfactuur had opgelopen. [benadeelde] moest geopereerd worden, waarbij een drain werd aangelegd om het bloed en vocht uit zijn hersenen te halen. [2]
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij op 29 juni 2018 op de parkeerplaats van de [supermarkt] in [pleegplaats] was. Zij zag een gekke beweging en zag toen een man vallen. Zij dacht dat zij een klap of een duw zag. [3]
Door de politie zijn de camerabeelden van de [supermarkt] bekeken. Hierop is te zien dat de lange verdachte een beweging maakt, waarna het slachtoffer op de grond valt. [4]
Uit de letselrapportage van 10 juli 2018 blijkt dat een oud hematoom zichtbaar is op de linker onderkaak van [benadeelde] . Dit hematoom past zeer goed bij een kaakslag. [5]
Het hof concludeert uit de verklaring van [naam 2] , de waarneming van de verbalisant en de letselrapportage dat [benadeelde] een kaakslag heeft gekregen waarna hij ten val is gekomen.
Uit voornoemde letselrapportage blijkt voorts dat bij [benadeelde] het volgende letsel is geconstateerd:
  • fractuur links occipitaal doorlopend tot de schedelbasis en door het sphenoïd rechts;
  • forse subdurale bloeding rechts (met mogelijk een component van oudere datum, met nu een acute component; forse massawerking met midlineshift naar links. Links frontaal een klein schilletje subduraal bloed);
  • verspreid subarachnoïdaal bloed en contusiehaarden (in de hersenen zelf);
  • excoriatie occipitaal links (huidafwijking/verwonding van m.n. de hoofdhuid op de plaats waar het hoofd de grond heeft geraakt).
Uit deze letselrapportage blijkt tevens dat [benadeelde] gedurende een periode van zestien dagen in kunstmatige slaap is gehouden. Er heeft een operatie plaatsgevonden en na twee weken kon [benadeelde] overgeplaatst worden van de IC naar een medium care afdeling. Na een opname in het [ziekenhuis 1] en het [ziekenhuis 2] in [plaats 1] , is [benadeelde] overgeplaatst naar het revalidatiecentrum [X] in [plaats 1] . [6]
Het hof is van oordeel dat het letsel van [benadeelde] gezien de aard van het letsel en de aard en de noodzaak van het medisch ingrijpen dat heeft plaatsgevonden gekwalificeerd moet worden als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij is ook van belang dat ter terechtzitting van het hof is gebleken dat [benadeelde] tot op heden nog altijd hinder ondervindt van de gevolgen van het opgelopen letsel en dat hij definitief is afgekeurd voor het beroep dat hij tot aan de mishandeling uitoefende.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat [benadeelde] slachtoffer is geworden van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of bewezen kan worden dat verdachte de persoon is die zich schuldig heeft gemaakt aan deze mishandeling.
Op 3 juli 2018 heeft getuige [naam 3] zich gemeld bij de politie. Hij verklaarde dat hij aanwezig was bij de mishandeling op 29 juni 2018 bij de [supermarkt] in [pleegplaats] . [naam 3] was daar samen met de persoon die [benadeelde] heeft mishandeld. [naam 3] beschrijft het verloop van de mishandeling en wijst een persoon genaamd “ [bijnaam] ” aan als dader. [7]
Op 6 december 2018 heeft getuige [naam 3] wederom contact gehad met de politie. [naam 3] werd op die dag uitgenodigd door de politie voor een nader getuigenverhoor. Later op die dag belde [naam 3] de verbalisant met de mededeling dat een verhoor in de avond niet ging lukken. Daarbij vroeg [naam 3] zich af waarom hij langs moest komen, aangezien hij van de zus van de dader had gehoord dat de dader al vast zat. [8] Verdachte is op 5 december 2018 door de politie aangehouden en in verzekering gesteld. [9] Uit het politiesysteem B.V.H. en de G.B.A. gegevens is gebleken dat getuige [naam 3] getrouwd is geweest met de zus van verdachte. [10]
Op 7 december 2018 is getuige [naam 3] telefonisch gehoord door de politie. Tijdens dat verhoor wordt aan [naam 3] voorgehouden dat verdachte de dader van de mishandeling zou zijn. De verbalisant houdt voor:
“Dus we hebben het over [verdachte] en uh klopt het dat [verdachte] geboren is in 1989?”. Getuige [naam 3] antwoordt hier op:
“Ja dat zo kunnen ja volgens mij wel ja.” [11] Gezien deze verklaringen van getuige [naam 3] , volgt het hof de verklaring van [naam 3] op 3 juli 2018 en de verklaring van [naam 3] bij de raadsheer-commissaris niet voor zover hij “ [bijnaam] ” noemt als dader van de mishandeling.
Uit onderzoek naar het telefoonverkeer van getuige [naam 3] is naar voren gekomen dat verdachte waarschijnlijk de gebruiker van het telefoonnummer [nummer 1] is. [12] Dit telefoonnummer straalde een mast in [pleegplaats] aan rond het tijdstip van de mishandeling. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 8 augustus 2022 verklaard dat hij op 29 juni 2018 met [naam 4] naar verschillende afspraken is geweest in [plaats 2] , [plaats 3] , [plaats 4] en [plaats 5] . Hoewel hij daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, heeft verdachte deze verklaring op geen enkele wijze onderbouwd.
Gelet op de onderzochte telefoongegevens acht het hof de verklaring van verdachte dat hij niet in [pleegplaats] is geweest op 29 juni 2018 niet geloofwaardig en bieden deze gegevens steun aan de verklaringen van getuige [naam 3] zoals die zijn afgelegd op 6 en 7 december dat hij het over verdachte heeft als dader van de mishandeling.
Het hof concludeert aldus uit de verklaringen van getuige [naam 3] op 6 en 7 december 2018 en de onderzochte telefoongegevens dat verdachte de persoon is die op 29 juni 2018 [benadeelde] heeft geslagen bij de [supermarkt] in [pleegplaats] .
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [benadeelde] , waardoor zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] is ontstaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 juni 2018 te [pleegplaats] [benadeelde] heeft mishandeld door deze met kracht
(met een vuist)tegen
/opdiens hoofd te slaan, waardoor deze [benadeelde] hard met zijn hoofd op de grond viel, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en
/ofzwaar hersenletsel ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en heeft tevens gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft het slachtoffer [benadeelde] een onnodige klap gegeven voor de ingang van een druk bezochte supermarkt. Vervolgens heeft verdachte het ernstig gewonde slachtoffer achtergelaten door de benen te nemen. Deze mishandeling heeft voor het slachtoffer zeer ingrijpende gevolgen gehad, waarmee hij de rest van zijn leven geconfronteerd zal worden. Verdachte heeft aldus met zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld is voor soortgelijke feiten. Het hof weegt dit mee.
Het hof acht de strafoplegging van de rechtbank in beginsel passend. Het hof zal echter de straf matigen gelet op het tijdsverloop, nu het feit dateert uit 2018.
Alles afwegende acht het hof, net als de advocaat-generaal, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.534,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, de hoogte van de immateriële schade gematigd moet worden, omdat de benadeelde partij zelf voor een deel eigen schuld heeft gehad in het bewezenverklaarde. De hoogte van de immateriële schade zou volgens de raadsman slechts toegewezen moeten worden tot een bedrag van € 15.000,-. De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de gevorderde materiële schade.
Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de benadeelde partij eigen schuld heeft gehad bij het bewezenverklaarde. Het dossier bevat hiertoe geen aanwijzingen. Het hof acht de immateriële schade zoals gevorderd passend en zal deze dan ook in zijn geheel toewijzen.
De vordering zoals toegewezen door de rechtbank bevat een bedrag aan proceskosten. Het hof zal dit bedrag toewijzen als proceskosten, samen met de proceskosten die in hoger beroep zijn gevorderd. De totale materiële schade komt daarmee op een bedrag van € 15.140,26.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 46.455,36 (zesenveertigduizend vierhonderdvijfenvijftig euro en zesendertig cent) bestaande uit € 15.140,26 (vijftienduizend honderdveertig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 31.315,10 (eenendertigduizend driehonderdvijftien euro en tien cent) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 490,56 (vierhonderdnegentig euro en zesenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 46.455,36 (zesenveertigduizend vierhonderdvijfenvijftig euro en zesendertig cent) bestaande uit € 15.140,26 (vijftienduizend honderdveertig euro en zesentwintig cent) materiële schade en € 31.315,10 (eenendertigduizend driehonderdvijftien euro en tien cent) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 267 (tweehonderdzevenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 augustus 2020.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 14 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 februari 2023.
Tegenwoordig:
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 maart 2019, onderzoek ON5R018051 KEULEN, zaaksregistratie-nummer 2019132882, opgemaakt door de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, doorgenummerd 1 tot en met 229, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 76-77.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p. 114.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
5.Schriftelijk bescheid in de vorm van een letselrapportage, p. 85.
6.Schriftelijk bescheid in de vorm van een letselrapportage, p. 83-84.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige B. [naam 3] , p. 101-102.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 105.
9.Proces-verbaal van aanhouding, p. 201; Bevel tot inverzekeringstelling, p. 209.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige B. [naam 3] , p. 112.
12.Rapport Analyse Historische Verkeersgegevens [nummer 1] , p. 182.
13.Rapport Analyse Historische Verkeersgegevens [nummer 1] , p. 181.