ECLI:NL:GHARL:2023:1447

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
Wahv 200.308.055
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sanctie voor parkeren op een parkeergelegenheid voor elektrische voertuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het parkeren van een fossiel aangedreven voertuig op een parkeergelegenheid die uitsluitend bestemd is voor elektrische voertuigen. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. van Gemert, heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene op 2 mei 2020 om 11:55 uur op de Marco Polostraat in Amersfoort een sanctie van € 95,- heeft gekregen voor het parkeren op een plek die was aangeduid voor het opladen van elektrische voertuigen, terwijl zijn voertuig niet tot de aangegeven categorie behoorde.

Het hof heeft geoordeeld dat de tekst op het onderbord zowel een voertuigcategorie als een doel verbindt aan het parkeren. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen bord E8 aanwezig was, maar het hof oordeelde dat de feitcode R397d ook van toepassing is, omdat de onderbordtekst de voertuigcategorie aangeeft. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.308.055/01
CJIB-nummer
: 233615039
Uitspraak d.d.
: 17 februari 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank MiddenNederland van 13 januari 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. J. van Gemert, kantoorhoudende te Nijmegen.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om daarop te reageren.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “parkeren op parkeergelegenheid, terwijl voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde” (feitcode R397d). Deze gedraging zou zijn verricht op 2 mei 2020 om 11:55 uur op de Marco Polostraat in Amersfoort met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de verweten gedraging niet is verricht. Ter plaatse was namelijk geen bord E8 aanwezig waarop werd aangegeven dat de betreffende parkeergelegenheid alleen bestemd was voor een bepaalde voertuigcategorie of groep voertuigen.
3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot wijziging van de feitcode naar R397ea.
4. Artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt:
“De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren op een parkeergelegenheid:
1°.voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;
2°.op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.”
5. Overtreding van sub 1° levert de gedraging met feitcode R397d op (parkeren op parkeergelegenheid terwijl het voertuig niet tot aangegeven categorie of groep voertuigen behoort). Overtreding van sub 2° levert de gedraging met feitcode R397e op (parkeren op parkeergelegenheid op andere dan aangegeven wijze), dan wel gedraging met feitcode R397ea (parkeren op parkeergelegenheid met een ander doel dan de aangegeven wijze).
6. Op grond van de stukken in het dossier stelt het hof vast dat het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd op een parkeergelegenheid voor het opladen van elektrische voertuigen, hetgeen werd aangegeven door middel van een bord E4 (parkeergelegenheid) met een onderbord met daarop de tekst “opladen elektrische voertuigen”, terwijl het voertuig van de betrokkene geen elektrisch voertuig betreft en dus niet werd opgeladen.
7. De stelling van de gemachtigde dat feitcode R397d enkel ziet op een bord E8 vindt geen steun in het recht. Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, sub 1° van het RVV 1990 kan de voertuigcategorie waarvoor de betreffende parkeergelegenheid is bestemd namelijk ook worden aangegeven op een onderbord.
8. Anders dan het hof eerder heeft geoordeeld in vergelijkbare zaken is het hof thans van oordeel dat de tekst op het onderbord in dit geval zowel een voertuigcategorie (elektrische voertuigen) aanduidt als een doel verbindt aan het parkeren ter plaatse (het opladen van elektrische voertuigen). Aldus kan worden vastgesteld dat de gedraging met feitcode R397d is verricht.
9. De omstandigheid dat de ambtenaar in dit geval ook een sanctie had kunnen opleggen voor de gedraging met feitcode R397ea, maakt niet dat een onjuiste feitcode is toegepast. Wanneer een gedraging onder meerdere feitcodes valt, heeft een ambtenaar een discretionaire bevoegdheid om te kiezen welke feitcode hij gebruikt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het sanctiebedrag voor beide feitcodes hetzelfde is. Het hof zal dan ook niet overgaan tot wijziging van de feitcode, zoals voorgesteld door de advocaat-generaal.
10. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De beslissing van de kantonrechter zal dan ook worden bevestigd.
11. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.