ECLI:NL:GHARL:2023:193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
200.313.588
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en financiële middelen van ouders na verhuizing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 januari 2023, betreft het een hoger beroep over de omgangsregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, die in het principaal hoger beroep is, heeft verzocht om aanpassing van de zorgregeling, omdat hij na de verhuizing van de moeder naar [woonplaats2] niet over voldoende financiële middelen beschikt om de omgangsregeling uit te voeren. De moeder heeft aangeboden om een deel van het vervoer voor haar rekening te nemen, wat het hof heeft vastgelegd.

De procedure is gestart na eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de zorgregeling en het gezag over de kinderen zijn vastgesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 december 2022, waarbij beide ouders aanwezig waren, samen met vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming. De vader heeft aangegeven dat hij niet in staat is om de kosten van het vervoer van de kinderen te dragen, terwijl de moeder ook beperkte financiële middelen heeft. Het hof heeft de door de moeder voorgestelde zorgregeling goedgekeurd, waarbij de moeder de verantwoordelijkheid voor het vervoer op zich neemt.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe zorgregeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij het hof benadrukt dat een haalbare zorgregeling essentieel is voor hun welzijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.588
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 506592)
beschikking van 10 januari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.Y. Hofstra te Hilversum,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, (verder: de rechtbank) van 11 januari 2021 en 19 april 2022, uitgesproken onder
onder meervoormeld zaaknummer. De beschikking van 19 april 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 juli 2022;
  • het verweerschrift tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht van mr. Liefting van 17 oktober 2022 met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een brief van de GI van 6 december 2022 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Liefting van 6 december 2022 met een productie;
  • een brief van mr. Liefting van 7 december 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Liefting van 11 december 2022 met een brief van 9 december 2022 en een productie;
  • een journaalbericht van mr. Hofstra van 13 december 2022.
2.2
De dochter van partijen, [de minderjarige1] , is in de gelegenheid gesteld haar mening te geven over het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de GI via een beeldbelverbinding,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2009, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2011.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 11 januari 2021 heeft de rechtbank een door de ouders overeengekomen voorlopige zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat:
  • de vader een weekend per twee weken voor de kinderen zorgt van vrijdag uit school tot zondag 18:30 uur, waarbij de vader de kinderen uit school haalt en op zondag weer naar de moeder terugbrengt;
  • de vader in de week dat de kinderen in het weekend niet naar de vader gaan op vrijdag uit school tot 18:30 uur voor de kinderen zorgt, waarbij de vader de kinderen uit school haalt en weer naar de moeder terugbrengt vóór het avondeten.
Hierbij heeft de rechtbank een beslissing over de (definitieve) zorg- en vakantieregeling en de informatie- en consultatieregeling aangehouden, in afwachting van het resultaat van de jeugdhulp via het Uniform Hulpaanbod.
3.3
Bij beschikking van 13 oktober 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen
voorlopighun hoofdverblijf bij de vader hebben. Daarnaast heeft de rechtbank een
voorlopigezorgregeling vastgesteld die inhoudt dat de moeder per vier weken, drie van de vier weekenden voor de kinderen zorgt, waarbij de vader de kinderen op vrijdag na school naar de moeder brengt en de moeder de kinderen op zondag om 18:00 uur weer bij de vader terugbrengt. Hierbij heeft de rechtbank de raad opdracht gegeven om te onderzoeken welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft de (definitieve) beslissing over de verhuizing naar [woonplaats2] , de hoofdverblijfplaats, de inschrijving op een school in [woonplaats2] , de zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling aangehouden.
3.4
Bij afzonderlijke beschikking van 19 april 2022 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de Gl, met ingang van 19 april 2022 tot 19 april 2023.
3.5
Sinds de zomervakantie 2022 tot de mondelinge behandeling bij het hof zijn de kinderen alleen in de herfstvakantie bij de vader geweest.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • bepaald dat de kinderen met ingang van de eerste maandag van de zomervakantie van 2022 van hun huidige school hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
  • de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [woonplaats2] te verhuizen vanaf het moment dat zij hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben;
  • de zorgregeling gewijzigd vanaf het moment dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben als volgt:
  • de vader zorgt in de even weken van vrijdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur (na het eten) voor de kinderen, waarbij de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt;
  • tijdens de zomervakantie zijn de kinderen in de even jaren de eerste drie weken vanaf vrijdag 18.30 uur voorafgaand aan eerste week tot zondag 18.30 uur aan het einde van de derde week bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder, in de oneven jaren andersom;
  • tijdens de herfstvakantie zijn de kinderen bij de vader vanaf vrijdag 18.30 uur voorafgaand aan de vakantie tot zondag 18.30 uur aan het einde van de vakantie;
  • tijdens de kerstvakantie zijn de kinderen in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader vanaf vrijdag 18.30 uur voorafgaand aan de tweede week tot zondag 18.30 uur aan het einde van de tweede week, in de oneven jaren andersom;
  • tijdens de voorjaarsvakantie zijn de kinderen in de even jaren bij de moeder, waarbij de reguliere zorgregeling doorloopt en in de oneven jaren bij de vader vanaf vrijdag 18.30 uur voorafgaand aan de vakantie tot zondag 18.30 uur aan het einde van de vakantie;
  • tijdens de meivakantie zijn de kinderen bij de vader vanaf vrijdagavond 18.30 uur voorafgaand aan de vakantie tot zondagavond 18.30 uur aan het einde van de vakantie;
  • tijdens Moederdag zijn de kinderen bij de moeder, als Moederdag volgens de reguliere zorgregeling in het weekend van de vader valt dan wordt dat weekend geruild met het weekend ervoor;
  • tijdens Vaderdag zijn de kinderen bij de vader, als Vaderdag volgens de reguliere zorgregeling in het weekend van de moeder valt dan wordt dat weekend geruild met het weekend ervoor;
  • tijdens Pasen zijn de kinderen in de oneven jaren bij de vader van Goede vrijdag 18:30 uur tot maandag 18:30 uur, in de even jaren andersom;
  • tijdens Pinksteren zijn de kinderen in de oneven jaren bij de moeder van de vrijdag voor Pinksteren 18:30 tot maandag 18:30 uur, in de even jaren andersom;
  • tijdens verjaardagen van de kinderen en de ouders wordt niet afgeweken van de zorg regeling;
  • als informatie- en consultatieregeling vastgesteld dat:
  • de overdragende ouder bij elk overdrachtsmoment, uiterlijk een uur na het overdrachtsmoment, een e-mail stuurt aan de andere ouder waarin staat wat de kinderen hebben gedaan alsmede eventuele bijzonderheden die de overdragende ouder ook zelf graag zou horen;
  • in geval van spoed, zoals ziekte of doktersbezoek, informeren de ouders elkaar zo snel mogelijk;
  • de moeder informeert de vader binnen een dag per e-mail over afspraken/gesprekken waar de ouders verwacht worden, zoals ouderavonden op school.
De rechtbank heeft de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, voor zover deze beschikking ziet op het halen en brengen van de kinderen door de vader bij de moeder. De vader verzoekt het hof om bij beschikking, opnieuw beschikkende en uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
  • primairde moeder verantwoordelijk is en zorg dient te dragen voor het vervoer van de kinderen van en naar de vader in het kader van de tussen partijen geldende zorgregeling en zolang de moeder met de kinderen op een grotere afstand dan tien kilometer van [woonplaats1] woont, alsmede te bepalen dat de daarmee gepaard gaande kosten (volledig) voor rekening van de moeder komen; of
  • subsidiairte bepalen dat de moeder met ingang van de datum waarop de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben, dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht, aan de vader dient te voldoen € 0,38 per kilometer, althans een bedrag per kilometer dat het hof juist acht, ter compensatie van de reiskosten die de vader maakt in het kader van de tussen partijen geldende zorgregeling en zolang de moeder met de kinderen op een grotere afstand dan tien kilometer van [woonplaats1] woont;
  • kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep. De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen, waarbij de vader wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten. Daarnaast heeft de moeder voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
4.4
De vader voert in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep verweer. De vader kan zich vinden in het verzoek van de moeder waarbij zij een zorgregeling met een lagere frequentie verzoekt waarbij de moeder de kinderen brengt en haalt, met dien verstande dat wel moet worden toegewerkt naar een uitgebreide omgangsregeling tussen de vader en de kinderen.
4.5
De moeder heeft in haar later ingediende stukken diverse verzoeken geformuleerd, waaronder een verzoek om de zorgregeling te schorsen en een verzoek om haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat deze verzoeken niet worden gehandhaafd. Het verzoek om de vader te veroordelen in de werkelijke proceskosten handhaaft de moeder wel. Het voorstel dat de moeder heeft gedaan voor de uitvoering van de zorgregeling, productie bij het journaalbericht van mr. Liefting van 6 december 2022, handhaaft de moeder eveneens.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek van de vader om met [de minderjarige2] te spreken
5.1
De vader heeft verzocht [de minderjarige2] te horen, omdat de vader zich zorgen om hem maakt. Het hof zal dit verzoek afwijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat [de minderjarige2] de vader mist en dat er meer contact tussen [de minderjarige2] en de vader moet zijn dan nu feitelijk het geval is. De frequentie van het contact tussen de vader en [de minderjarige2] wordt echter beperkt door de financiële situatie van partijen om de zorgregeling uit te voeren. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen reden om met [de minderjarige2] te spreken.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders het eens zijn dat het in het belang van de kinderen is dat er een duidelijke en haalbare zorgregeling wordt vastgelegd en dat deze zorgregeling ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit standpunt wordt door zowel de raad als de GI ondersteund. Bij journaalbericht van 9 december 2022 heeft de moeder een duidelijk en concreet voorstel voor de uitvoering van de zorgregeling gedaan, waarbij de moeder zich bereid heeft verklaard de kinderen op jaarbasis dertien keer naar de vader te brengen en ze ook weer op te halen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling met dit voorstel ingestemd, maar wenst ook een uitspraak over het vervoer dan wel de kosten van het vervoer voor de overige, door de rechtbank vastgestelde, contactmomenten. Desgevraagd heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij niet beschikt over de financiële middelen om het vervoer van de kinderen voor zijn rekening te nemen. De moeder heeft aangegeven dat ook haar financiële middelen beperkt zijn en het haar partner is die in haar voorstel op zijn kosten de kinderen zal halen en brengen. Op verdere vragen van het hof heeft de vader vervolgens verklaard dat hij niet bereid is om het vervoer van de kinderen zelfs maar één keer per jaar voor zijn rekening te nemen, zelfs niet voor een vakantie. Onder deze omstandigheden, waarbij het hof in aanmerking neemt dat het de wens van partijen is om een zorgregeling vast te stellen die daadwerkelijk zal worden nageleefd, zal het hof de door de moeder voorgestelde zorgregeling vastleggen. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de houding van de vader mede door onwil is ingegeven. Het hof oordeelt nadrukkelijk dat dit niet in het belang van de kinderen is. Nu de moeder op dit moment alle reiskosten voor haar rekening neemt, kan de zorgregeling in overleg met de GI worden uitgebreid als de financiële positie van de vader toelaat dat ook hij een bijdrage kan (gaan) leveren in het vervoer van de kinderen.
Proceskosten
5.3
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het hof zal de vader niet veroordelen in de proceskosten, omdat deze procedure ziet op (de kosten in het kader van de) uitvoering van de zorgregeling nadat de moeder met de kinderen op grote afstand van de vader is gaan wonen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 april 2022 en, opnieuw beschikkende:
beslist conform de door de moeder voorgestelde zorgregeling, zoals aan deze beschikking is gehecht, en bepaalt dat deze voorgestelde zorgregeling deel uitmaakt van deze beschikking en beslissing;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 10 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.