ECLI:NL:GHARL:2023:1997

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
Wahv 200.311.266/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na sanctie voor onnodig geluid veroorzaken met motorvoertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter met betrekking tot een opgelegde sanctie voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De betrokkene had een sanctie van € 400,- opgelegd gekregen voor het veroorzaken van onnodig geluid op 22 augustus 2021. De kantonrechter heeft deze sanctie gematigd tot € 250,- en een proceskostenvergoeding van € 379,50 toegekend. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om een hogere proceskostenvergoeding, aangezien de kantonrechter geen vergoeding had toegekend voor de administratieve beroepsfase.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter in stand gehouden voor wat betreft de sanctie, maar heeft geoordeeld dat de kantonrechter een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene terecht rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de inleidende beschikking, en dat de kantonrechter ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de administratieve beroepsfase. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.494,-.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte toekenning van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer de betrokkene in het gelijk is gesteld. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft de proceskostenvergoeding en bevestigd voor het overige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.311.266/01
CJIB-nummer
: 243671226
Uitspraak d.d.
: 8 maart 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 1 april 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en de inleidende beschikking in die zin vernietigd dat het bedrag van de sanctie wordt gewijzigd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 379,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 400,- voor: “als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 22 augustus 2021 om 20:12 uur op de Heinsbergerweg in Roermond met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
De kantonrechter heeft het bedrag van de sanctie gematigd tot € 250,-
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de betrokkene aan het optrekken was met zijn voertuig. Elk voertuig produceert door deze handeling meer geluid. Het voertuig betreft bovendien een Volkswagen GTI, een voertuig dat sowieso een zwaarder motor- en uitlaatgeluid produceert. Tijdens het accelereren maakt het dan ook een harder geluid. Dat maakt niet dat dit geluid onnodig is.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Gedragingsgegevens: ik, verbalisant, zag dat het voertuig met hoge snelheid kwam aanrijden. Ik zag en hoorde dat het voertuig vertraagde bij een incident waarbij een brandweervoertuig langs de weg stond. Vervolgens zag en hoorde ik dat de bestuurder het voertuig hoog in de toeren doortrok, schakelde en vervolgens weer hoog in de toeren doortrok. Ik zag dat het voertuig hierbij een hoge snelheid behaalde. Ik zag dat zes brandweermensen en omstanders opkeken in de richting van het harde geluid. Bij staandehouding hoorde ik dat het voertuig meer lawaai maakte dan normaal. (…)
Verklaring betrokkene: ik denk dat u het zelf wel weet.”
5. De gedraging betreft een overtreding van artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Hierin is bepaald dat bestuurders van een motorvoertuig, bromfietsers en snorfietsers met hun voertuig geen onnodig geluiden mogen veroorzaken. Dit artikel is bedoeld om op te kunnen treden in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet, maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingericht voertuig onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door het voertuig veroorzaakte geluid te boven gaat. Daarbij gaat het erom dat er, op het gehoor, onnodig geluid wordt veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het voertuig op een onnodig hoog toerental wordt gebracht, met piepende banden wordt geremd of wijzigingen worden aangebracht aan (goedgekeurde) onderdelen (zie bijv. het arrest van het hof van 23 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6729).
6. Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat het onnodig geluid veroorzaken bestond uit een hoog toerental van de motor. Dit is geluid dat het normale, geaccepteerde, door auto’s veroorzaakte geluid te boven gaat (vgl. hiervoor onder ov. 5). Dat het voertuig van de betrokkene een sportief model is en daarom meer geluid veroorzaakt dan een andere voertuigen, doet hier niet aan af. De ambtenaar verklaart bovendien nog dat het geluid door hem werd ervaren als meer lawaai dan normaal. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde aanvoert geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter in zoverre bevestigen.
8. De gemachtigde voert voorts aan dat de kantonrechter per abuis geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het administratief beroep, terwijl daar wel twee proceshandelingen zijn verricht.
9. De kantonrechter heeft het bedrag van de sanctie gewijzigd. Ten aanzien van de proceskosten heeft de kantonrechter overwogen dat nu in het onderhavige geval het beroep bij de kantonrechter tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk is gehonoreerd, de kantonrechter aanleiding ziet tot een vergoeding van de proceskosten voor wat betreft het beroep bij de kantonrechter. Nu de reden voor de verlaging van het sanctiebedrag is gelegen in de gewijzigde regelgeving die pas is ingetreden na de administratiefrechtelijke beroepsfase, ziet de kantonrechter geen aanleiding tot een vergoeding van de proceskosten voor wat betreft het beroep bij de officier van justitie.
10. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend, door geen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de verrichtte proceshandelingen in administratief beroep. Dat de regelgeving pas is gewijzigd in de fase van het beroep bij de kantonrechter neemt niet weg dat de betrokkene terecht rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de inleidende beschikking. De betrokkene is door de wijziging van het sanctiebedrag immers in het gelijk gesteld (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786). De beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding slechts is toegekend voor de procedure bij de kantonrechter, kan daarom niet in stand blijven.
11. Het hof zal een proceskostenvergoeding toekennen voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting van de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 4 procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 597,- en voor het (hoger) beroep € 837,-. Gelet op de aard van de zaak wordt in administratief beroep en in beroep bij de kantonrechter de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, in hoger beroep, waar de betrokkene alleen op het punt van de proceskostenvergoeding in het gelijk is gesteld, de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht).
Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.494,-.
(= (1,5 x € 597 x 0,5) + (2 x 837 x 0,5) + (1 x € 837 x 0,25))

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het verzoek om een proceskostenvergoeding (gedeeltelijk) is toegewezen;
bevestigt de beslissing van de kantonrechter voor het overige;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.494,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.