Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
(de vader)
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
De rechtbank heeft verder de verzoeken van de vader afgewezen tot terug-verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] , tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader en tot het verlenen van vervangende toestemming om [de minderjarige1] op een school in [woonplaats1] in te schrijven.
De moeder verzoekt het hof:
5.De motivering van de beslissing
Het hof stelt voorop dat, juridisch gezien, toestemming in beginsel een eenzijdige rechtshandeling is die niet zomaar kan worden herroepen. De toestemming hoeft dus niet, zoals bij een contract, te worden aanvaard. Degene die toestemming krijgt om iets te doen, moet daarop dan in beginsel kunnen vertrouwen en daarnaar kunnen handelen. De scheidslijn tussen een ‘losse toestemming’ en toestemming als onderdeel van een overeenkomst is wel dun. Immers, voorstelbaar is dat de toestemming voor een verhuizing samenhangt met andere afspraken (‘tegenprestaties’), bijvoorbeeld over het halen en brengen van het kind, de reiskosten en de omvang van de zorgregeling.
Niet alleen blijkt uit de tekst van dit plan dat de vader er op dat moment mee instemde dat de moeder met [de minderjarige1] zou verhuizen naar [woonplaats2] , ook blijkt dat de ouders daar tegenover afspraken hadden gemaakt die zagen op die voorgenomen verhuizing; zoals over het brengen en halen van [de minderjarige1] en de daarmee verband houdende hogere (reis)kosten, die de moeder voor haar rekening zou nemen. Ook hebben de ouders een vrij gedetailleerde zorgregeling vastgelegd in het ouderschapsplan.
Het hof vindt het niet geloofwaardig dat, zoals de vader tijdens de zitting heeft betoogd, dit ouderschapsplan niet meer was dan wat ‘knip- en plakwerk’ dat in slechts een aantal dagen tot stand is gekomen. Daarbij betrekt het hof niet alleen dat partijen veel gedetailleerde afspraken hebben vastgelegd maar ook dat de moeder heeft aangevoerd dat zij, toen ze in oktober 2019 naar [woonplaats1] verhuisde terwijl ze al zwanger was van [de minderjarige1] , reeds met de vader had afgesproken dat ze bij een eventuele relatiebreuk met [de minderjarige1] terug zou gaan naar de omgeving van Den Bosch, welke stelling de vader niet gemotiveerd heeft weersproken.
Maar ook indien de ouders niet al weken of maanden met elkaar zouden hebben gesproken, blijkt uit het ouderschapsplan dat zij beiden uitgingen van een verhuizing van de moeder naar [woonplaats2] . Daaruit volgt naar het oordeel van het hof eveneens dat, hoewel het ouderschapsplan wellicht nog op bepaalde onderdelen moest worden aangepast, de vader het eens was met de verhuizing, de daartegenover staande afspraken en dat dit dus terecht is opgevat als toestemming door de moeder.
De moeder had al eerder, vertrouwend op de toestemming van de vader, op 18 en 25 februari 2022 twee woningen bezichtigd in [woonplaats2] . Zij heeft ter onderbouwing app-berichten overgelegd. De door haar gestelde instemming kan daaruit worden afgeleid, en de vader heeft ook niet weersproken dat zij dit met zijn toestemming heeft gedaan.
Ook uit een door de moeder overgelegd, en door de vader niet betwist, app-bericht van een gezamenlijke vriend van de ouders kan worden opgemaakt dat op 11 maart 2022 sprake was van toestemming van de kant van de vader, en het vermeldt bovendien dat de moeder “dadelijk ja ga(at) zeggen tegen een huurwoning in [woonplaats2] .”
5.8 Het hof is dus van oordeel dat de vader aan de moeder toestemming heeft verleend om met [de minderjarige1] te verhuizen. Dat het ouderschapsplan – waarin die toestemming is opgenomen –nog niet was ondertekend doet aan de verleende toestemming niet af. Dat de ouders over de kinderalimentatie nog geen overeenstemming hadden bereikt evenmin, omdat het hof dit niet ziet als een ‘tegenprestatie’ die direct verband houdt met de toestemming voor de verhuizing.
meer(cursief: hof) verleende om samen met [de minderjarige1] naar [woonplaats2] te verhuizen op het moment dat zij de huurovereenkomst tekende’.
De vraag is nu of de vader, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, zijn toestemming nog wel mocht herroepen. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is.
De enkele omstandigheid dat het ouderschapsplan niet was ondertekend betekent niet, zo heeft het hof hiervoor al overwogen, dat er geen toestemming was verleend.
In beginsel kon de moeder dus, ook zonder de handtekening van de vader, de huurovereenkomst tekenen.
Weliswaar was er een hoop gebeurd in korte tijd; met name de zwangerschap van de moeder heeft de wereld van de vader, en ook die van de moeder, tijdelijk op zijn kop gezet. Het is begrijpelijk dat de situatie tussen de ouders daarmee in een ander licht kwam te staan en dat afspraken mogelijk moesten worden heroverwogen. Maar het hof ziet niet in waarom dit zou maken dat de moeder niet meer met [de minderjarige1] mocht verhuizen. Dit geldt temeer omdat het al bij de aanvang van de samenwoning, tijdens de zwangerschap, helder was dat de moeder, na een relatiebreuk, terug zou gaan naar Den Bosch of omgeving. Ook de andere afspraken uit het ouderschapsplan (zorgregeling, halen en brengen) zouden vooralsnog niet worden veranderd.
De vader heeft het hof niet duidelijk kunnen maken waarom hij op zijn toestemming is teruggekomen. Tijdens de zitting heeft hij weliswaar toegelicht dat dit verband hield met de band die hij met [de minderjarige2] nog vanaf de basis zou moeten gaan opbouwen, maar dat kan op dat moment nog niet hebben gespeeld, reeds omdat hij aanvankelijk betwistte dat hij de vader van [de minderjarige2] was. Ook overigens zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat het hof tot het oordeel moet komen dat het de vader vrijstond om, zeker in het stadium dat de moeder op het punt stond een huurovereenkomst te tekenen (of dat wellicht al had gedaan), zijn toestemming in te trekken.
Dit betekent eveneens dat het hof drie verzoeken van de vader zal afwijzen. Concreet gaat het om het verzoek te bepalen dat de moeder met [de minderjarige1] moet terug verhuizen, om het hoofdverblijf van [de minderjarige1] bij hem te bepalen en daarnaast het verzoek om de vader vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven bij basisschool [naam1] in [woonplaats1] . Het hof zal de beslissing van de rechtbank tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de moeder bekrachtigen.
Tijdens de zitting is besproken dat de zorgregeling mogelijk op relatief korte termijn moet worden aangepast, al was het maar omdat het in de lijn der verwachting ligt dat [de minderjarige1] in januari 2024 naar school zal gaan. Daarnaast heeft de geboorte van [de minderjarige2] ook het nodige veranderd. De raad heeft de ouders geadviseerd, en het hof is het daar mee eens, om te zorgen dat er wekelijks contact is tussen [de minderjarige2] en zijn vader, en dat dit in rustig tempo moet worden uitgebreid. Daar hoeft echter niet lang mee te worden gewacht. Beide ouders zullen moeten investeren in het contact tussen de vader en de beide kinderen, opdat de vader niet alleen met [de minderjarige1] maar ook met [de minderjarige2] een hechte band kan opbouwen. Ook is het nodig dat [de minderjarige3] en [de minderjarige4] zoveel mogelijk samen met hun (half)broers opgroeien.
Tijdens de zitting is aan de orde geweest dat het belangrijk is dat de ouders, vooral omwille van het welzijn van hun kinderen, werken aan het herstel van hun vertrouwen in elkaar. Mogelijk zou een zogenoemde ouderschapsmodule daarbij kunnen helpen.
6.De slotsom
De eerste grief van de moeder slaagt. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen zal het eerste zelfstandige verzoek van de moeder (vervangende toestemming) evenwel worden afgewezen, omdat de eerste grief slaagt. De tweede en derde grief kunnen gelet op de beslissing van het hof onbesproken blijven.