Uitspraak
1.[geïntimeerde1] B.V.,die gevestigd is in [vestigingsplaats] ,en2. [geïntimeerde2] ,die woont in [woonplaats2] ,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
- de akte uitlaten van [appellant] , met producties 5 t/m 10,
- de akte uitlaten van [geïntimeerden] , met producties 25 en 26.
2.Het oordeel van het hof
Hallo, ik vernam van Dhr [geïntimeerde2] dat u nog een fijn jachtpaard zocht? Ik heb er op dit moment 2 staan. Brave paarden allebei bejaagd. Ze zijn via [geïntimeerde2] hier gekomen en hij wil Ze in de verkoop doen.”Ook beschikt [geïntimeerde2] volgens [appellant] over meer kennis van (de handel in) paarden dan [appellant] , mede omdat hij zich onder andere via [geïntimeerde1] beroepsmatig met de handel in paarden bezighoudt.
“het uitoefenen/exploiteren van een paardenhouderij/stoeterij en de handel in paarden”. In de akte na tussenarrest heeft [geïntimeerden] aangegeven dat de kernactiviteit van [geïntimeerde1] ziet op het ondersteunen van de paardensport en representatie en niet de handel in paarden. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de zoon van [geïntimeerde2] verklaard:
“We hebben ook een stoeterij die verkoopt wel eens paarden naar Saudi Arabië enzo. (…) We hebben wel eens handelspaarden en dat gaat om tonnen. Dit is een paard van € 10.000,-- wat mijn vader privé heeft gekocht.”2.5. Het hof is van oordeel dat de door [appellant] gestelde omstandigheden tezamen maken dat [geïntimeerde2] is aan te merken als verkoper in de zin van artikel 7:5 BW. Het hof volgt [geïntimeerde2] dan ook niet in zijn betoog dat hij slechts eenmalig (aan [appellant] ) een paard in privé heeft verkocht. Allereerst wordt die stelling niet ondersteund door de omstandigheid dat [appellant] volgens het bericht van [naam1] keuze had uit twee paarden die [geïntimeerde2] in de verkoop wilde doen. [geïntimeerde2] heeft verder weersproken dat de negen transacties waar [appellant] naar verwijst in privé zouden zijn verricht. Volgens [geïntimeerde2] waren dit transacties over een periode van 20 jaar verricht door [geïntimeerde1] , maar dit strookt weer niet met het betoog van [geïntimeerde2] dat [geïntimeerde1] zich uitsluitend richt op (sport)paarden van (sub)topniveau. [appellant] heeft immers aangevoerd dat de negen transacties voornamelijk betrekking hadden op paarden voor de jacht, hetgeen niet door [geïntimeerde2] is weersproken. [geïntimeerde2] had op dit punt dus opheldering moeten geven.
2.10.Voorts heeft [appellant] gemotiveerd gesteld en met verklaringen van onder meer [naam2] en [naam3] onderbouwd dat zich binnen zes maanden na de levering heeft geopenbaard dat het paard zodanig gedrag vertoonde dat het niet geschikt was om te gebruiken voor de jacht. Het hof acht de in dit verband overgelegde getuigenverklaringen (in onderling verband bezien) zodanig concreet en overtuigend, dat het voorshands bewezen acht dat het paard in de zes maanden na aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde. Het hof zal [geïntimeerde2] conform zijn bewijsaanbod in de gelegenheid stellen om hiertegen tegenbewijs te leveren.
3.3. De beslissing
roldatum 9 mei 2023in de procedure dient te brengen.
dinsdag 9 mei 2023laten weten hoeveel getuigen hij wil laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is.