ECLI:NL:GHARL:2023:3075

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
Wahv 200.314.060/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van sanctie voor snelheidsoverschrijding bij wegwerkzaamheden met relevante bebording

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de autoweg N3 in Dordrecht op 18 mei 2021. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om proceskostenvergoeding afwees.

De betrokkene betwistte de gedraging, stellende dat er geen wegwerkzaamheden waren en dat de relevante bebording niet aanwezig was. Het hof oordeelde echter dat de ambtenaar die de sanctie oplegde, ter plaatse was en de aanwezigheid van de bebording, waaronder het verkeersbord J16, heeft vastgesteld. De advocaat-generaal concludeerde tot wijziging van de feitcode, maar het hof oordeelde dat de gegevens in het dossier voldoende waren om de gedraging vast te stellen.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de aanwezigheid van relevante bebording bij het opleggen van sancties voor snelheidsoverschrijdingen, vooral in situaties van mobiele snelheidscontroles. De beslissing van het hof is in lijn met eerdere jurisprudentie en bevestigt de geldigheid van de opgelegde sanctie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.314.060/01
CJIB-nummer
: 241364888
Uitspraak d.d.
: 11 april 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 27 juli 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 142,- voor: “Overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 13 km/h (verkeersbord A1 + wegwerkzaamheden)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 18 mei 2021 om 10:41 uur op de autoweg N3 in Dordrecht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene betwist de gedraging. Uit het dossier blijkt niet dat sprake was van wegwerkzaamheden. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot wijziging van de feitcode, nu de ambtenaar niet heeft verklaard over de aanwezigheid van een bord J16.
4. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. In dit zaakoverzicht staat dat met behulp van een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel, te weten een MultaRadar CT, is geconstateerd dat met het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats met een gecorrigeerde snelheid van 83 km/h is gereden, terwijl de maximum snelheid aldaar 70 km/h bedraagt.
6. Voorts bevindt zich in het dossier een foto waarop een voertuig met voornoemd kenteken is te zien. De gegevens in de databalk komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht. Verder is op de foto vermeld “categorie B.” Dit betekent dat sprake is van een mobiele snelheidscontrole.
7. Voor de vaststelling dat de onderhavige gedraging is verricht is het niet relevant of ten tijde van de gedraging daadwerkelijk wegwerkzaamheden werden verricht (vgl. het arrest van het hof van 2 april 2021, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2021:3186). Wel is van belang of de relevante bebording aanwezig was. Dat kan in deze zaak genoegzaam worden vastgesteld. Uit het zaakoverzicht, alsmede uit de foto van de gedraging blijkt dat de meting is verricht tijdens een mobiele snelheidscontrole. Dit betekent dat de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd zelf ter plaatse was. In zo’n geval mag in het algemeen worden aangenomen dat de ambtenaar heeft vastgesteld dat de relevante bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is (vgl. het arrest van het hof van 28 februari 2020, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2020:1803). Dat dit in het onderhavige geval niet zo was, is niet gebleken. Deze beroepsgrond treft dus geen doel.
8. Gelet op het voorgaande zal de beslissing van de kantonrechter worden bevestigd. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.