Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Aanvullend overweegt het hof dat de moeder ook in hoger beroep er niet in is geslaagd om het hof ervan te overtuigen dat haar belang om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] , zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om te blijven wonen in de omgeving van de vader en het daarmee gemoeide belang van de vader.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat de ouders, slechts tweeëneenhalf jaar geleden, samen een ouderschapsplan hebben opgesteld. Zij hebben daarin als uitgangspunt opgenomen dat zij binnen een straal van maximaal vijf kilometer van elkaar blijven wonen, met als doel de omgangssituatie niet te ernstig te verstoren.
Bij een verhuizing van de moeder naar [plaats1] komen de vader en de moeder ruim 60 kilometer van elkaar te wonen en wordt de afgesproken afstand dus ruimschoots overschreden.
De ouders hebben daarnaast in het ouderschapsplan vastgelegd dat zij de intentie hebben om tot een uitbreiding van de contactregeling te komen in de toekomst. Bij een verhuizing naar [plaats1] kan deze uitbreiding, zo hebben beide ouders erkend, niet worden waargemaakt.
de noodzaakvan de verhuizing onvoldoende onderbouwd, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vader. Dat zij en haar partner nu hogere lasten hebben dan wanneer zij zouden samenwonen, staat niet ter discussie maar maakt niet dat een verhuizing naar [plaats1] noodzakelijk is. Daarbij merkt het hof nog op dat de moeder werkt in [plaats2] , in de buurt van [woonplaats1] . Dat trouwen financieel onmogelijk is zolang zij niet in [plaats1] woont, heeft de vader bovendien betwist en heeft de moeder niet nader geconcretiseerd. De moeder heeft geen andere argumenten dan financiële aangevoerd ter onderbouwing van de noodzaak van haar verhuizing.
Maar het hof heeft ook van [de minderjarige1] gehoord dat hij in [woonplaats2] en [plaats3] veel vrienden heeft en dat hij nu in [woonplaats1] op school en op kickboksen zit. Wat het hof vooral belangrijk vindt is dat de ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] samen hebben afgesproken dat zij als ouders bij elkaar in de buurt blijven wonen zodat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zowel met hun moeder als met hun vader regelmatig en makkelijk contact kunnen hebben. Ze kunnen dan van de ene naar de andere ouder fietsen. Dat geldt nu al voor [de minderjarige1] , en ook voor [de minderjarige2] als hij wat ouder is.
Hoewel [de minderjarige1] heeft verteld dat hij niet meer bij [naam1] voetbalt heeft de vader op de zitting wel gezegd dat veel vrienden van [de minderjarige1] daar nog komen, en dat [de minderjarige1] het daar ook meestal goed naar zijn zin heeft. Ook de beide opa’s en oma’s wonen in [woonplaats1] en [woonplaats2] . Het hof verwacht dat als [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met hun moeder naar [plaats1] gaan, zij minder en (zeker op den duur ook) veel minder makkelijk en vanzelfsprekend contact met hun vader zullen hebben. Dat vindt het hof niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , en dat is ook niet wat de ouders bij de echtscheiding zelf voor ogen hadden. Het hof hoopt dat deze beslissing ook maakt dat de band tussen [de minderjarige1] en zijn vader hechter en beter wordt, en dat daarnaast de band met zijn moeder zo goed blijft als die al is.