ECLI:NL:GHARL:2023:3196

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.316.890
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats1]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.G. Blankestijn, verzocht het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel van 5 juli 2022 te vernietigen, waarin haar verzoek om te verhuizen was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis, kwam in incidenteel hoger beroep en vroeg het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de kinderen vooropgesteld en alle relevante omstandigheden in acht genomen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen en zijn het niet eens over de verhuizing van de moeder. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was, omdat deze zou leiden tot een aanzienlijke afstand tussen de ouders en de kinderen, wat de omgang zou bemoeilijken. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege haar wens om samen te wonen met haar nieuwe partner, maar het hof oordeelde dat deze argumenten onvoldoende onderbouwd waren.

Het hof concludeerde dat de belangen van de kinderen zwaarder wegen dan de belangen van de moeder om te verhuizen. De beslissing van het hof is in lijn met de eerdere afspraken die de ouders hebben gemaakt in het ouderschapsplan, waarin werd vastgelegd dat zij binnen een straal van vijf kilometer van elkaar zouden blijven wonen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat haar verzoek om te verhuizen in het belang van de kinderen was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.890
(zaaknummer rechtbank Overijssel 280339)
beschikking van 6 april 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.G. Blankestijn te Almelo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis te Almelo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 5 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 oktober 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, met productie;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
Op 20 februari 2023 heeft [de minderjarige1] gesproken met de voorzitter van het hof, in bijzijn van de griffier.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 23 februari 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
2.4
Op 9 maart 2023 heeft mr. Blankesteijn schriftelijk aan het hof laten weten dat de ouders overleg hebben gevoerd maar niet tot overeenstemming zijn gekomen, en verzoekt hij het hof om een beschikking te geven.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2020 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
In de echtscheidingsbeschikking van 17 november 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de inhoud van het ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. In het, op 28 oktober 2020 door beide ouders ondertekende, ouderschapsplan hebben zij onder meer vastgelegd dat:
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
- de ouders bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar overleggen en dat het uitgangspunt is dat beide partijen binnen een straal van maximaal 5 kilometer van elkaar blijven wonen om de omgangssituatie met de kinderen niet te ernstig te verstoren;
- de kinderen eens per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur en in de andere week op zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur. Indien de vader op die zaterdag iets anders heeft, zal de moeder opvang regelen. Verder zullen de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, waarvan in de zomervakantie twee weken aaneengesloten en in de kerstvakantie een week aaneengesloten. De feestdagen zullen ieder jaar in januari worden verdeeld;
- de ouders nadrukkelijk hebben afgesproken dat ze allebei de intentie hebben om de contactregeling in de toekomst uit te breiden.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn het niets eens over de (vervangende) toestemming tot verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats1] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te geven om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats1] te verhuizen, en de kinderen daar naar school te laten gaan, afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en haar alsnog toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] te verhuizen en hen op een school in [plaats1] of omgeving in te schrijven, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De vader is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen.
De vader vraagt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht. Bij wege van zelfstandig (en kennelijk: voorwaardelijk) verzoek, namelijk indien het hof de moeder toestemming voor verhuizing verleent, verzoekt de vader te bepalen dat de zorgregeling tussen hem en de kinderen wordt uitgebreid, zodanig dat hij een extra weekend per week (het hof begrijpt: per maand) contact met de kinderen heeft, alsmede een groter aandeel in de vakanties en feestdagen. Ook verzoekt de vader om een vast videobelmoment per week te bepalen, bijvoorbeeld op woensdag om 19.00 uur, althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof de vader in de tegenverzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken af te wijzen, althans een uitbreiding van de zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het hof is met de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt, van oordeel dat het verzoek van de moeder om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats1] te verhuizen, moet worden afgewezen.
Aanvullend overweegt het hof dat de moeder ook in hoger beroep er niet in is geslaagd om het hof ervan te overtuigen dat haar belang om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] , zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om te blijven wonen in de omgeving van de vader en het daarmee gemoeide belang van de vader.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat de ouders, slechts tweeëneenhalf jaar geleden, samen een ouderschapsplan hebben opgesteld. Zij hebben daarin als uitgangspunt opgenomen dat zij binnen een straal van maximaal vijf kilometer van elkaar blijven wonen, met als doel de omgangssituatie niet te ernstig te verstoren.
Bij een verhuizing van de moeder naar [plaats1] komen de vader en de moeder ruim 60 kilometer van elkaar te wonen en wordt de afgesproken afstand dus ruimschoots overschreden.
De ouders hebben daarnaast in het ouderschapsplan vastgelegd dat zij de intentie hebben om tot een uitbreiding van de contactregeling te komen in de toekomst. Bij een verhuizing naar [plaats1] kan deze uitbreiding, zo hebben beide ouders erkend, niet worden waargemaakt.
5.6
Zeker nu de ouders recent samen afspraken hebben gemaakt over wat te doen bij een eventuele verhuizing van één van hen, en de moeder al na heel korte tijd wil afwijken van die afspraken, moeten aan de onderbouwing van haar verzoek hoge eisen worden gesteld. [1] De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoeken uitsluitend aangevoerd dat zij en haar nieuwe partner de wens hebben om te gaan samenwonen in [plaats1] en om te gaan trouwen. Dat zou haar veel kosten schelen, omdat zij en haar partner bij gescheiden wonen (zoals nu) hoge reiskosten en dubbele woonlasten hebben. Trouwen is financieel niet haalbaar zolang zij en haar partner niet samenwonen.
5.7
Hoewel de wens van de moeder om te gaan samenwonen begrijpelijk is, heeft zij naar het oordeel van het hof – met inachtneming van de aan haar gestelde hoge motiveringseisen – hiermee echter
de noodzaakvan de verhuizing onvoldoende onderbouwd, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vader. Dat zij en haar partner nu hogere lasten hebben dan wanneer zij zouden samenwonen, staat niet ter discussie maar maakt niet dat een verhuizing naar [plaats1] noodzakelijk is. Daarbij merkt het hof nog op dat de moeder werkt in [plaats2] , in de buurt van [woonplaats1] . Dat trouwen financieel onmogelijk is zolang zij niet in [plaats1] woont, heeft de vader bovendien betwist en heeft de moeder niet nader geconcretiseerd. De moeder heeft geen andere argumenten dan financiële aangevoerd ter onderbouwing van de noodzaak van haar verhuizing.
5.8
Daar tegenover staat dat de verhuizing verregaande gevolgen heeft voor het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof vindt dat het op de weg van de moeder had gelegen om met een concreet plan te komen om de gevolgen van de verhuizing voor de contactregeling tussen de kinderen en de vader te compenseren, te meer gelet op voormelde intentie van partijen om – nog afgezien van een mogelijke verhuizing – het contact tussen de vader en de kinderen uit te breiden. Een enkel aanbod van een aantal van haar ‘eigen’ weekenden of de mededeling dat ze bereid is om vakanties anders in te delen, is naar het oordeel van het hof daarvoor niet voldoende.
Daarbij hebben de vader en de kinderen het recht op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving. De nakoming van de bestaande contactregeling zal voor [de minderjarige1] – gelet op zijn leeftijd – sowieso al lastiger worden. [de minderjarige1] gaat steeds meer zijn eigen leven leiden en dat gaat ten koste van zijn contact met de vader. Bij een verhuizing naar [plaats1] zal dit nog meer dan nu het geval zijn. Voor [de minderjarige2] geldt dit vooralsnog in mindere mate maar ook zijn contact met de vader zal worden beperkt als gevolg van sportactiviteiten die naar verwachting in het weekend zullen plaatsvinden. Daar komt bij dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt, wat maakt dat er minder op kan worden vertrouwd dat afspraken, bijvoorbeeld tot uitbreiding of aanpassing van de zorgregeling, in goed overleg tot stand komen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad het hof geadviseerd de zaak aan te houden om de ouders (nogmaals) de gelegenheid te geven in overleg afspraken te maken. Het hof heeft de ouders twee weken de tijd gegeven. De ouders zijn er niet uitgekomen.
overweging voor [de minderjarige1]
5.9
Tegenover het voorgaande staat dat [de minderjarige1] aan de rechter heeft verteld dat hij graag naar [plaats1] zou willen verhuizen. Hij kan goed opschieten met de kinderen van de partner van de moeder, hij heeft er al een club gevonden waar hij kan kickboksen én hij zou er wel naar uitzien om met elkaar in één groot huis te wonen. Het hof heeft de mening van [de minderjarige1] meegewogen. Dat maakt de beslissing, die toch al niet makkelijk is, natuurlijk nog moeilijker.
Maar het hof heeft ook van [de minderjarige1] gehoord dat hij in [woonplaats2] en [plaats3] veel vrienden heeft en dat hij nu in [woonplaats1] op school en op kickboksen zit. Wat het hof vooral belangrijk vindt is dat de ouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] samen hebben afgesproken dat zij als ouders bij elkaar in de buurt blijven wonen zodat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zowel met hun moeder als met hun vader regelmatig en makkelijk contact kunnen hebben. Ze kunnen dan van de ene naar de andere ouder fietsen. Dat geldt nu al voor [de minderjarige1] , en ook voor [de minderjarige2] als hij wat ouder is.
Hoewel [de minderjarige1] heeft verteld dat hij niet meer bij [naam1] voetbalt heeft de vader op de zitting wel gezegd dat veel vrienden van [de minderjarige1] daar nog komen, en dat [de minderjarige1] het daar ook meestal goed naar zijn zin heeft. Ook de beide opa’s en oma’s wonen in [woonplaats1] en [woonplaats2] . Het hof verwacht dat als [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met hun moeder naar [plaats1] gaan, zij minder en (zeker op den duur ook) veel minder makkelijk en vanzelfsprekend contact met hun vader zullen hebben. Dat vindt het hof niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , en dat is ook niet wat de ouders bij de echtscheiding zelf voor ogen hadden. Het hof hoopt dat deze beslissing ook maakt dat de band tussen [de minderjarige1] en zijn vader hechter en beter wordt, en dat daarnaast de band met zijn moeder zo goed blijft als die al is.

6.De slotsom

6.1
Op basis van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Het hof komt niet toe aan de (voorwaardelijke) verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 5 juli 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 6 april 2023 uitgesproken door mr. E. de Boer in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie ook de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 december 2022 (ECLI:GHSE:2022:4149)