In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021. Deze uitspraak betrof een belastingkwestie waarbij de heffingsambtenaar in het ongelijk was gesteld. Op 6 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar het hoger beroep ingetrokken, wat op 10 januari 2023 door het Hof is bevestigd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft vervolgens op 11 januari 2023 verzocht om een proceskostenvergoeding, waarbij hij zich baseerde op de forfaitaire systematiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De heffingsambtenaar heeft ingestemd met dit verzoek en het Hof heeft besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, aangezien beide partijen geen gebruik wilden maken van hun recht om ter zitting te worden gehoord.
Het Hof heeft vervolgens de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.255,50, gebaseerd op 1,5 punt volgens de Bpb-regeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023 door mr. R. den Ouden, in aanwezigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier. De uitspraak is aangetekend verzonden op 18 januari 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.