ECLI:NL:GHARL:2023:353

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
21/00719
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2021. Deze uitspraak betrof een belastingkwestie waarbij de heffingsambtenaar in het ongelijk was gesteld. Op 6 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar het hoger beroep ingetrokken, wat op 10 januari 2023 door het Hof is bevestigd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft vervolgens op 11 januari 2023 verzocht om een proceskostenvergoeding, waarbij hij zich baseerde op de forfaitaire systematiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De heffingsambtenaar heeft ingestemd met dit verzoek en het Hof heeft besloten om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, aangezien beide partijen geen gebruik wilden maken van hun recht om ter zitting te worden gehoord.

Het Hof heeft vervolgens de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.255,50, gebaseerd op 1,5 punt volgens de Bpb-regeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 januari 2023 door mr. R. den Ouden, in aanwezigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier. De uitspraak is aangetekend verzonden op 18 januari 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00719
uitspraakdatum: 17 januari 2023
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het verzoek van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
om
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Zevenaar(hierna: de heffingsambtenaar)
te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende naar aanleiding van de intrekking van het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 mei 2021, nummer AWB 20/2410

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld tegen de hiervoor vermelde uitspraak van de Rechtbank.
1.2.
Bij brief van 6 januari 2023, bij het Hof binnengekomen op 10 januari 2023, heeft de heffingsambtenaar het hoger beroep ingetrokken. Het Hof heeft belanghebbende hiervan op de hoogte gebracht.
1.3.
Bij e-mail van 11 januari 2023 heeft belanghebbende het Hof verzocht de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten in verband met het hoger beroep van de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat die vergoeding conform de forfaitaire systematiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) moet worden berekend met inachtneming van 1,5 punt voor proceshandelingen.
1.4.
De griffier heeft de heffingsambtenaar verzocht te reageren op het verzoek van belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft telefonisch kenbaar gemaakt dat hij instemt met toekenning van een proceskostenvergoeding overeenkomstig het in 1.3 omschreven standpunt van belanghebbende.
1.5.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij gebruik willen maken van hun recht ter zitting te worden gehoord. Partijen hebben telefonisch kenbaar gemaakt van dit recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1.
Ingevolge artikel 8:118, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht kan de heffingsambtenaar in geval van intrekking van het door hem ingestelde hoger beroep op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten worden veroordeeld.
2.2.
Mede gelet op de overeenstemming die partijen dienaangaande hebben bereikt (zie 1.3 en 1.4), stelt het Hof de aan belanghebbende toekomende proceskostenvergoeding conform het Bpb vast op € 1.255,50 (1,5 punt x wegingsfactor 1 x € 837).

3.Beslissing

Het Hof veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.255,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, raadsheer, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023
De griffier, De raadsheer,
(M.T.M. Hennevelt) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 januari 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.