ECLI:NL:GHARL:2023:3562

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
200.319.348/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in netwerkvoorziening

In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De ouders, die samen het gezag over de kinderen hebben, wonen niet samen en hebben een verzoek ingediend om de eerdere beschikking van de kinderrechter te vernietigen. De kinderen verbleven tot de uithuisplaatsing bij de moeder en zijn sinds 13 september 2022 bij de oma van moederszijde geplaatst. De kinderrechter had op 25 augustus 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de ouders betwisten de uitvoering van deze machtiging door de GI.

Het hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de GI de intentie had om de kinderen bij de oma te laten wonen, maar dat de oma niet als pleegzorgvoorziening kon worden aangemerkt vanwege een negatief advies na screening. Het hof oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is, ook voor een plaatsing bij de oma, en dat de kinderen duidelijkheid moeten hebben over hun woonplek. Het verzoek van de ouders om te onderzoeken of de kinderen bij de vader kunnen wonen, wordt afgewezen, omdat er consensus is dat de kinderen bij de oma moeten blijven.

Uiteindelijk vernietigt het hof de beschikking van de kinderrechter en verleent een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkvoorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders worden in hun verzoeken afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.348/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 215565)
beschikking van 20 april 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker](de vader),
woonplaats: [woonplaats1] ,
[verzoekster](de moeder),
woonplaats: [woonplaats2] ,
advocaat: mr. P.C. Schutte (in Winschoten).
Belanghebbenden zijn:
(1)
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
(2) de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI),
(in Amsterdam).

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014.

2.Belangrijke informatie

2.1.
De ouders hebben een relatie, maar wonen niet samen. Zij hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat betekent dat de ouders samen belangrijke beslissingen over hen kunnen nemen.
2.2.
De kinderen woonden tot de uithuisplaatsing bij de moeder. De kinderen verblijven sinds 13 september 2022 bij de oma van moederzijde.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 25 augustus 2022 op verzoek van de raad [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI tot 25 augustus 2023 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een plaatsing van de kinderen in een pleeggezin dan wel in een 24-uurs gezinsvervangende setting tot het einde van de ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.Het hoger beroep

De ouders verzoeken
primairde bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad met betrekking tot de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen en de uithuisplaatsing te beëindigen, en
subsidiair:
- een deskundigenonderzoek te gelasten ex artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om een nader onderzoek te verrichten indien het hof mocht beslissen dat de minderjarigen niet (terug) bij de moeder dan wel de vader mogen worden geplaatst;
- te gelasten dat de kinderen blijven althans worden geplaatst in een netwerkgezin, althans meer in het bijzonder in het gezin van de oma van moederszijde.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van de ouders van 25 november 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift van de raad met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de ouders van 21 december 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de ouders van 17 januari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de ouders van 18 januari 2023 met bijlage(n).
5.2.
De zitting bij het hof was op 22 maart 2023.
Aanwezig waren:
- de ouders, met hun advocaat;
- [naam1] voor de raad;
- [naam2] en [naam3] voor de GI.
5.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [de minderjarige1] met een rechter van het hof gesproken.

6.De redenen voor de beslissing

6.1.
De kinderrechter kan een kind uit huis plaatsen als dit voor de verzorging en opvoeding van een kind noodzakelijk is (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek).
6.2.
Voor het hof staat vast dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] door de kinderrechter op de juiste gronden is verleend. Het hof zal echter over de voorziening van de plaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een andere beslissing dan de kinderrechter nemen. Het hof zal uitleggen waarom hij dat zal doen.
6.3.
De machtiging is verleend voor een plaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg dan wel een 24 uurs-voorziening. Voor zover de ouders zich op het standpunt hebben gesteld dat die machtiging is vervallen, omdat de GI de machtiging niet binnen drie maanden ten uitvoer heeft gelegd, volgt het hof hen daarin niet. Het hof constateert dat de GI na afgifte van de machtiging de intentie had om de kinderen bij de oma van moederszijde te laten wonen en de oma daarom formeel als pleegzorgvoorziening aan te merken. De oma moest hiervoor nog als pleegzorgvoorziening gescreend worden. Gelet op deze intentie van de GI en de screening die daartoe in gang is gezet, stelt het hof vast dat de GI binnen de daarvoor bestaande ruimte de door de kinderrechter verleende machtiging tot uithuisplaatsing wel degelijk ten uitvoer heeft gelegd, zodat deze niet is komen te vervallen.
6.4.
De WSS-gezinsvormen heeft na de screening echter een negatief advies afgegeven. Dit maakt dat de oma nu niet als pleegzorgvoorziening kan worden aangemerkt. Wel kan de zorg door iemand uit het netwerk, in dit geval oma, plaatsvinden zowel met als zonder pleegcontract. Dit wordt ook wel informele pleegzorg of netwerkvoorziening genoemd. De afgegeven machtiging geldt hiervoor niet. Tijdens de zitting is gebleken dat iedereen het erover eens is dat de kinderen bij de oma moeten blijven. De oma geeft de kinderen de nodige structuur, stabiliteit en voorspelbaarheid. Het hof constateert dan ook dat de verleende machtiging niet (langer) passend is, terwijl een machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is, ook voor een plaatsing bij de oma. Het is belangrijk voor de kinderen dat zij duidelijkheid hebben over hun woonplek. Met een machtiging voor een netwerkplaatsing bij de oma is gewaarborgd dat de kinderen daadwerkelijk bij haar kunnen blijven.
6.5.
Het verzoek van de ouders om nader te onderzoeken of de kinderen bij de vader kunnen wonen zal het hof afwijzen. Het hof ziet hiervoor geen aanleiding, omdat iedereen het erover eens is dat de kinderen bij de oma moeten blijven. Een dergelijk onderzoek kan dan ook niet bijdragen aan de beslissing.
6.6.
Het hof zal de beslissing van de kinderrechter vernietigen. In plaats daarvan zal het hof een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor plaatsing in een netwerkvoorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 25 augustus 2022, voor zover die betreft de machtiging tot uithuisplaatsing, en opnieuw rechtdoende:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , geboren [in] 2007, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2014, in een netwerkvoorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Coster, M.A.F. Veenstra en L. van Dijk, in samenwerking met Y. Eisma, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.