ECLI:NL:GHARL:2023:3853

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.324.060
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van kinderen na scheiding van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te krijgen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats1]. De ouders, die samen het gezag hebben over hun twee minderjarige kinderen, bevinden zich in een complexe situatie na hun scheiding. De moeder heeft verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, terwijl de vader zich verzet tegen deze verhuizing. Het hof heeft vastgesteld dat als de moeder geen toestemming krijgt, zij op afstand van de kinderen zal moeten wonen, wat ook niet in het belang van de kinderen is. Echter, als de moeder wel toestemming krijgt, zullen de kinderen op afstand van de vader komen te staan. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven wonen, gezien de recente veranderingen in hun leven door de scheiding van hun ouders. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat zij actief heeft gezocht naar woonruimte dichterbij de vader, en het hof heeft geoordeeld dat de huidige situatie het minst belastend is voor de kinderen. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.060
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 551770)
beschikking van 9 mei 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C. Waanders in Zeist,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.I. Robert in Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden uitspraak).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 13 maart 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht namens de moeder van 11 april 2023, met producties.
2.2
De mondelinge behandeling bij het hof was op 13 april 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2013;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2020.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.2
De ouders hebben een relatie gehad tot medio 2022. Zij woonden tot die tijd met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in [woonplaats1] .
3.3
De moeder is, na het uiteengaan van partijen in juni 2022, met de kinderen in de woning in [woonplaats1] aan de [adres] blijven wonen. De woning is eigendom van de vader. De vader verblijft sindsdien op andere, tijdelijke adressen. De voorzieningenrechter heeft op vordering van de vader bij vonnis van 7 april 2023 bepaald dat de moeder binnen een week na deze beschikking van het hof de woning moet verlaten.
3.4
Eind 2022 heeft de moeder als woningzoekende een woning in [plaats1] geaccepteerd en tot op heden aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de rechtbank heeft de moeder verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] te verhuizen, en om [de minderjarige1] in die omgeving in te schrijven op school. In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank die verzoeken van de moeder afgewezen. De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak aan de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op het adres [adres] in [woonplaats1] en om [de minderjarige1] in te schrijven op een passende basisschool.
4.2
De moeder komt met één grief in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om de bestreden uitspraak te vernietigen en om, uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] te verhuizen;
II. aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op basisschool ‘ [naam1] ’ in [plaats1] ;
en bij wege van voorwaardelijk verzoek:
III. de vader te bevelen om binnen drie maanden, of een andere termijn, samen met de kinderen naar [plaats1] of een straal van tien kilometer rond [plaats1] te verhuizen.
4.3
De vader voert verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof om de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden uitspraak te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Verhuizing en inschrijving op school
5.1
De ouders hebben samen het gezag. De ouders kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen over een verhuizing of de inschrijving op school (artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Bij de beslissing over de verhuizing kijkt het hof naar alle omstandigheden en belangen van deze situatie. Het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is daarbij het belangrijkst.
5.3
Het hof sluit zich aan bij de visie van de raad dat de ouders in een lastige situatie zitten. De ouders hebben allebei verteld dat zij graag een co-ouderschapsregeling voor de kinderen willen. De moeder heeft verteld dat zij, net als de vader, het liefst in [woonplaats1] wil blijven wonen. Het hof stelt vast dat het voor de moeder heel lastig is om een woning te vinden in [woonplaats1] of de directe omgeving van [woonplaats1] . De moeder heeft op dit moment geen inkomen en zij heeft nauwelijks een arbeidsverleden. Bovendien zijn de woningen in [woonplaats1] (en omgeving) schaars, is de moeder in die omgeving niet ingeschreven bij Woningnet en komt de moeder niet in aanmerking voor een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter heeft echter wel bepaald dat de moeder binnen één week na deze beschikking het huis van de vader in [woonplaats1] moet verlaten.
5.4
Als de moeder geen vervangende toestemming krijgt voor de verhuizing, ziet het ernaar uit dat zij – in ieder geval voorlopig – in [plaats1] zal gaan wonen, terwijl de kinderen bij de vader in [woonplaats1] blijven. Hierdoor zullen de kinderen op een zekere afstand van de moeder komen te staan. Als de moeder echter met de kinderen naar [plaats1] verhuist, zullen de kinderen op een zekere afstand van de vader komen te staan. Zoals de raad heeft uitgelegd, zorgen beide uitkomsten voor een ‘verlieservaring’ bij de kinderen, omdat ze één ouder veel minder zullen zien. Het hof heeft daarom beoordeeld welke situatie het minst belastend is voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
5.5
Het hof is van oordeel dat het nu het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is dat zij in [woonplaats1] blijven wonen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een moeilijk jaar achter de rug, omdat hun ouders uit elkaar zijn gegaan. Hun leven is daardoor ingrijpend veranderd. Het hof is van oordeel dat zij gebaat zijn bij zoveel mogelijk rust en stabiliteit. Het hof vindt het daarom niet in hun belang dat zij nu naar [plaats1] verhuizen. Dat zou namelijk betekenen dat zij opnieuw een ingrijpende verandering meemaken. Het hof vindt het in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving in [woonplaats1] kunnen blijven.
5.6
Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] is dat zij voorlopig op haar eigen school kan blijven. [de minderjarige1] is hoogbegaafd. [de minderjarige1] heeft het de afgelopen tijd lastig gehad op school en is een tijdje niet naar school gegaan. De school van [de minderjarige1] zoekt op dit moment naar een geschikte school voor de toekomst. Het hof vindt het niet in het belang van [de minderjarige1] dat dit onderzoek doorkruist wordt door een verhuizing naar [plaats1] . Ook blijkt uit het debat tussen de ouders dat het aanbod aan passende scholen voor [de minderjarige1] in [woonplaats1] en omgeving ruimer is dan in (de omgeving van) [plaats1] . Bovendien vindt het hof het niet in het belang van [de minderjarige1] dat zij nu opnieuw moet wennen op een nieuwe school, terwijl zij het de afgelopen periode al zo lastig heeft gehad op school.
5.7
Daarbij komt dat de beide ouders hebben verteld dat de oma (van vaderszijde) van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de afgelopen jaren een deel van de zorg voor hen op zich heeft genomen. De vader heeft verteld dat de oma zo’n twee dagen per week bij hen thuis was om voor de kinderen te zorgen. De moeder stelt dat de oma alleen aanwezig was zodat de moeder kon werken, maar ontkent dus niet dat de oma veel tijd met de kinderen doorbracht. Het hof vindt het in het belang van de kinderen dat zij in de buurt blijven wonen bij hun oma, met wie zij inmiddels vertrouwd zijn. Bovendien kan de oma de kinderen opvangen op de twee dagen per week dat de vader fysiek op zijn werk aanwezig moet zijn.
5.8
De moeder stelt dat zij tijdens de relatie altijd de hoofdopvoeder van de kinderen is geweest. De vader betwist dat en stelt dat hij en de oma een groot gedeelte van de zorg op zich namen, omdat de moeder de zorg voor de kinderen niet aan kon. De moeder heeft uitgelegd dat het inmiddels veel beter gaat het haar gezondheid en dat zij geen hulp nodig meer heeft in de zorg voor de kinderen. Het hof stelt echter vast dat het in het afgelopen jaar meerdere keren is voorgekomen dat de moeder de zorg voor de kinderen tijdelijk niet kon dragen. Dit heeft de moeder ook bevestigd. Op die momenten hebben de vader en de oma de zorg voor de kinderen van haar overgenomen. Het hof hoopt uiteraard dat het vanaf nu beter zal blijven gaan met de gezondheid van de moeder. Het hof vindt het echter ook te vroeg om hier al vanuit te gaan. Het hof vindt het ook daarom niet in het belang van de moeder en de kinderen dat de moeder met de kinderen in [plaats1] gaat wonen. Dan kunnen de vader en de oma niet meer zomaar inspringen als de moeder dit even nodig heeft. De moeder heeft in [plaats1] niet of nauwelijks een netwerk dat de zorg voor de kinderen over kan nemen.
5.9
Het hof is dus van oordeel dat het voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] het beste is dat zij niet met de moeder naar [plaats1] verhuizen. Het is daarom ook niet nodig om [de minderjarige1] in [plaats1] in te schrijven op school. Het hof wijst de verzoeken van de moeder onder I en II af.
5.1
Het hof wijst het verzoek van de moeder onder III ook af. Het hof acht het in beginsel mogelijk dat de vader gehouden kan worden op grond van artikel 1:253a BW met de kinderen te verhuizen naar de omgeving van de moeder omdat ook op hem de verplichting rust de band tussen de kinderen en de moeder te bevorderen. [1] Zoals hiervoor is uiteengezet, is het echter niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om nu naar [plaats1] (of uit de omgeving van [woonplaats1] ) te verhuizen zodat het hof alleen daarom al dit verzoek afwijst. Ook ligt een bevel tot verhuizen aan de ouder die is blijven wonen op de oorspronkelijke plaats, niet voor de hand. Het zou in dit geval disproportioneel zijn om de vader nu te verplichten te verhuizen naar (de omgeving van) [plaats1] , omdat de vader een woning in [woonplaats1] in eigendom heeft en werk waarvoor hij twee dagen in de week in [plaats2] aanwezig moet zijn. Daarbij komt dat de moeder onvoldoende aangetoond wat zij heeft ondernomen om woonruimte te vinden die dichterbij [woonplaats1] is dan haar woning in [plaats1] .
5.11
Het hof merkt nog het volgende op. Het is duidelijk dat ouders nog geen gezamenlijk plan hebben gemaakt hoe zij het ouderschap samen gaan vormgeven na de relatiebreuk. Het voornemen van de moeder om met de kinderen naar [plaats1] te verhuizen en daarvoor vervangende toestemming te vragen, heeft dit proces doorkruist. De gesprekken die de ouders hebben gevoerd over een verhuizing naar [plaats1] , ziet het hof niet als het bereiken van overeenstemming over een verhuizing naar [plaats1] , maar als een verkenning van de mogelijkheden om als ouders een gelijkwaardige rol in het leven van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te kunnen blijven vervullen. Ouders dienen, zo nodig met hulp van de voorgenomen ouderschapsbemiddeling, deze verkenning zo spoedig mogelijk voort te zetten. Het hof deelt de visie van de raad dat het het meest in het belang van de kinderen is dat de ouders de zorg voor de kinderen gelijkwaardig verdelen. Het is daarom aan de ouders om na deze beslissing toe te werken naar de co-ouderschapsregeling die zij allebei voor ogen hebben. Zij dragen hiervoor allebei de verantwoordelijkheid. Het hof benadrukt dat ook de vader verantwoordelijk en verplicht is om ervoor te zorgen dat de verzorging voor de kinderen zo gelijkwaardig mogelijk wordt verdeeld. Dit kan betekenen dat de vader de moeder (financieel) ondersteunt om het mogelijk te maken dat zij weer in de omgeving van [woonplaats1] komt wonen. Dit kan ook betekenen dat de vader op termijn met de kinderen in de richting van [plaats1] verhuist of dat partijen zich vestigen in een andere omgeving waarbij de onderlinge afstand gering is.
6. De slotsom
Het hof wijst de verzoeken van de moeder af en bekrachtigt de bestreden uitspraak voor zover de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats1] te verhuizen en om [de minderjarige1] in te schrijven op een school in (de omgeving van) [plaats1] zijn afgewezen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 februari 2023 voor wat betreft de afwijzing van de verzoeken van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats1] te verhuizen en om [de minderjarige1] in te schrijven op een school in (de omgeving van) [plaats1] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, E. de Boer en L. Hamer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 9 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1513.