ECLI:NL:GHARL:2023:421

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.313.962
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en geslachtsnaam van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en de geslachtsnaam van een minderjarige. De ouders, de moeder en de vader, zijn in geschil over de zorg- en opvoedingstaken van hun kind, geboren in 2022. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige en om een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank Gelderland heeft op 24 mei 2022 een beschikking gegeven waarin de bijzondere curator is ontslagen en de vader vervangende toestemming is verleend om de minderjarige te erkennen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2022 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De vader wenst een grotere rol in het leven van de minderjarige, terwijl de moeder voor een stapsgewijze uitbreiding van de zorgregeling pleit. Het hof heeft de belangen van de minderjarige in overweging genomen en besloten om de zorgregeling zoals overeengekomen in de kort geding procedure te handhaven. Dit houdt in dat de minderjarige bij de vader verblijft op bepaalde dagen en dat beide ouders jaarlijks de gelegenheid krijgen om tijd met de minderjarige door te brengen tijdens vakanties.

Daarnaast heeft het hof zich gebogen over de geslachtsnaam van de minderjarige. De vader heeft verzocht om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen naar zijn achternaam, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende redenen zijn om de geslachtsnaam te wijzigen. De belangen van de moeder en de minderjarige om de huidige geslachtsnaam te behouden zijn zwaarder gewogen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling, maar de geslachtsnaam is gehandhaafd zoals deze is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.962
(zaaknummer rechtbank Gelderland 398949)
beschikking van 17 januari 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. van den Heuvel te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. Groen te Amsterdam.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 januari 2022 en 24 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 24 mei 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 augustus 2022;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van mr. Groen van 9 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Na de mondelinge behandeling is op 21 december 2022 ingekomen een journaalbericht van mr. Groen van 16 december 2022 met als productie een vonnis in kort geding van 9 december 2022. In dit vonnis zijn de tussen partijen gemaakte afspraken met betrekking tot een voorlopige zorgregeling vastgelegd. Deze regeling is op de mondelinge behandeling besproken.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2022 te [woonplaats1] .
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 19 januari 2022, heeft de vader verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een bijzondere curator te benoemen voor de dan nog ongeboren [de minderjarige] en aan de vader vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van de dan nog ongeboren [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 27 januari 2022 heeft de rechtbank [naam1] benoemd tot bijzondere curator over de dan nog ongeboren [de minderjarige] .
3.4
Bij verweerschrift, ingekomen bij de rechtbank op 18 februari 2022, heeft de moeder de rechtbank verzocht de verzoeken van de vader toe te wijzen.
3.5
Op 9 maart 2022 heeft de vader de rechtbank aanvullend verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • aan de vader vervangende toestemming te verlenen, die in de plaats komt van de verklaring van de moeder, dat bij de erkenning [de minderjarige] de geslachtsnaam van de vader zal hebben en dus voortaan [de minderjarige] [achternaam vader] zal heten;
  • te bepalen dat tussen [de minderjarige] en de vader een omgangsregeling wordt vastgesteld, die in duur wordt opgebouwd zoals onder punt 3 van het aanvullend petitum is omschreven;
  • de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] ;
  • dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 18 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter als voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld dat zij omgang hebben:
  • met ingang van 26 maart 2022 één keer per week op zaterdag gedurende twee aaneengesloten uren bij het [naam2] in [woonplaats1] ; en
  • met ingang van 31 maart 2022 één keer per week op donderdag gedurende twee aaneengesloten uren bij de vader thuis, nadat [de minderjarige] zijn voeding heeft gehad en waarbij geldt dat de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] terugbrengt naar de moeder.
3.7
Bij vonnis in kort geding van 9 december 2022 heeft de voorzieningenrechter als voorlopige zorgregeling vastgesteld, zoals tussen partijen overeengekomen, [de minderjarige] met ingang van 3 december 2022 bij de vader verblijft:
  • op woensdag uit het kinderdagverblijf tot uiterlijk 18.30 uur ( [de minderjarige] eet bij de vader en de vader brengt [de minderjarige] uiterlijk 18.30 uur terug bij de moeder); en
  • één keer per twee weken van zaterdag 8.00-8.30 uur (de moeder brengt [de minderjarige] naar de vader) tot zondag 18.30 uur ( [de minderjarige] eet bij de vader en de vader breng [de minderjarige] uiterlijk 18.30 uur terug bij de moeder).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de bijzondere curator ontslagen van haar taak en aan de vader vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen. Daarnaast heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat partijen gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige] en als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
-
reguliere regeling: eens per twee weken een weekend van vrijdagmiddag tot zondagmiddag, waarbij geldt dat de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer bij de moeder terugbrengt. Hierbij geldt de volgende opbouwregeling:
- met ingang van 24 mei 2022 drie contactmomenten per week, waarbij de moeder [de minderjarige] naar vader brengt als [de minderjarige] is ontwaakt en [de minderjarige] twee ‘wakkerperioden’ bij de vader verblijft, alvorens de vader [de minderjarige] weer terugbrengt bij de vader, waar [de minderjarige] zijn ritme kan voortzetten en kan gaan slapen;
- waarna partijen in onderling overleg de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] uitbreiden, waarbij stapsgewijs wordt toegewerkt naar eerst een gehele dag, dan een overnachting en vervolgens naar een weekend-regeling. Het tempo van [de minderjarige] dient hierbij leidend te zijn. Partijen dienen hierbij rekening te houden met het advies van de raad zoals weergegeven in de bestreden beschikking.
Tot slot heeft de rechtbank de proceskosten in die zin gecompenseerd dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, voor zover deze ziet op de beslissing omtrent het gezag en de omgangsregeling, en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om naast de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] dan wel dit verzoek af te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder om als omgangsregeling vast te stellen dat [de minderjarige] bij de vader verblijft vanaf de datum van de beschikking van het hof wekelijks op donderdag van 8.00 uur tot en met 16.00 uur en tweewekelijks op zaterdag van 9.00 uur tot en met 17.00 uur, waarbij stapsgewijs wordt toegewerkt naar een overnachting en vervolgens naar een weekendregeling. Het tempo van [de minderjarige] dient hierbij leidend te zijn en partijen dienen rekening te houden met het in eerste aanleg gegeven advies van de raad.
4.3
De vader is met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • in het principaal hoger beroepde moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te bekrachtigen; en
  • in het incidenteel hoger beroepde bestreden beschikking te vernietigen, voor zover deze ziet op de afwijzing van het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming te verlenen, die in de plaats komt van de verklaring van de moeder, dat bij de erkenning [de minderjarige] de geslachtsnaam van de vader zal hebben en dus voortaan [de minderjarige] [achternaam vader] zal heten, en dit verzoek alsnog toe te wijzen en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen.
4.4
Bij journaalbericht van 9 december 2022 heeft de vader zijn verzoek ten aanzien van de zorgregeling in die zin gewijzigd dat de vader verzoekt dat binnen afzienbare tijd wordt toegewerkt naar de volgende reguliere zorgregeling, waarbij [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • in de even weken van woensdag uit het kinderdagverblijf tot vrijdag 7:30 uur, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdag naar het kinderdagverblijf brengt; en
  • in de oneven weken van woensdag uit het kinderdagverblijf tot zondag 18:30 uur, waarbij de vader [de minderjarige] op zondag naar de moeder brengt;
  • vanaf de zomer 2023 minimaal één aaneengesloten week, zulks in onderling overleg tussen de ouders nader te bepalen en voorts dienen partijen de vakantieregeling in onderling overleg uit te breiden met het stijgen van de leeftijd van [de minderjarige] , waarbij wordt toegewerkt naar een verdeling van de vakanties bij helfte;
  • de helft van de feestdagen, zulks in onderling overleg nader te bepalen.
4.5
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep. De moeder verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel het verzoek af te wijzen.
4.6
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek om haar alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] ingetrokken, zodat dit verzoek geen bespreking meer behoeft.

5.De motivering van de beslissing

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.1
De ouders hebben sinds de beschikking van de rechtbank samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, omvatten.
5.2
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 9 december 2022 overeenstemming hebben bereikt over een voorlopige zorgregeling. Partijen hebben verder verklaard dat die zorgregeling goed verloopt en dat zij op zich nog achter deze zorgregeling staan. Partijen zijn alleen verdeeld over de invulling van de zorgregeling in de toekomst. De vader wil graag op korte termijn een grotere en substantiële rol in het leven van [de minderjarige] spelen, terwijl moeder uitbreiding van de zorgregeling meer stapsgewijs wil laten plaatsvinden.
5.4
Het hof dient bij de beslissing omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken rekening te houden met de meest actuele stand van zaken. Het hof zal tegen die achtergrond als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aansluiten bij de zorgregeling zoals partijen in de kort geding procedure zijn overeengekomen. Deze procedure heeft zeer recent plaatsgevonden en partijen waren het er op dat moment over eens dat deze zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] was. Daarbij komt dat de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat dit een reële zorgregeling betreft, die rust en ontspanning brengt, zodat de ouders naar de toekomst kunnen kijken. Het hof sluit bij dit advies aan. Het ligt op de weg van partijen om hun onderlinge communicatie verder te verbeteren, waardoor zij steeds beter in staat zullen zijn om afspraken over [de minderjarige] , daarbij inbegrepen een eventuele uitbreiding van de zorgregeling, te maken.
5.5
Partijen zijn in de procedure in kort geding geen zorgregeling voor de vakanties overeengekomen, zodat het hof een zorgregeling tijdens de vakanties zal vaststellen. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] bestaat op dit moment nog geen aanleiding om aansluiting te zoeken bij de schoolvakanties. Het hof zal daarom bepalen dat beide ouders jaarlijks in de gelegenheid worden gesteld om twee keer één week en - overeenkomstig het advies van de raad - eenmaal twee weken aaneengesloten met [de minderjarige] door te brengen, in onderling overleg af te spreken. Tijdens de vakanties van twee weken, vindt halverwege een beeldbelmoment plaats met de ouder waar [de minderjarige] op dat moment niet verblijft.
5.6
Daarnaast zal het hof bepalen dat partijen de feestdagen bij helfte zullen verdelen, in onderling overleg te af te spreken.
Geslachtsnaam
5.7
Op grond van artikel 1:5 lid 1 BW heeft het kind, indien het alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, haar geslachtsnaam. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, het de geslachtsnaam van de moeder houdt, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning.
5.8
De vader vindt het belangrijk dat [de minderjarige] zijn achternaam draagt. De voornaam [de minderjarige] is door de moeder uitgezocht, de tweede voornaam verwijst naar familie van de moeder, [de minderjarige] woont bij de moeder en gaat in die plaats naar het kinderdagverblijf en in de toekomst ook naar school. Bovendien staat de achternaam van de moeder nu op alle officiële documenten. Door [de minderjarige] de geslachtsnaam van de vader te geven, ervaart de vader dat hij ook een rol speelt in het leven van [de minderjarige] . Gelet op zijn leeftijd identificeert [de minderjarige] zich volgens de vader nu nog niet met zijn achternaam, waardoor wijziging van de achternaam nu geen grote impact heeft op [de minderjarige] .
5.9
De moeder ervaart dat zij door de vader onder druk wordt gezet om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen. De argumenten die de vader aanvoert, heeft de moeder ook om de geslachtsnaam juist niet te wijzigen. Nu merkt [de minderjarige] het niet als zijn geslachtsnaam wijzigt, maar als hij in de toekomst ziet dat zijn naam is gewijzigd, dan zal hij daar vragen over stellen. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . De vader onderbouwt ook niet waarom het voor [de minderjarige] belastend is om de achternaam van de moeder te dragen. De vader heeft gelet op zijn stellingen ook geen oog voor de belangen van de moeder bij het handhaven de geslachtsnaam van [de minderjarige] .
5.1
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het heel belangrijk is dat een kind de naam kan houden die hij heeft gekregen. De moeder heeft [de minderjarige] haar geslachtsnaam gegeven en het getuigt van respect als de vader dat respecteert. Dit neemt niet weg dat de raad begrijpt hoe belangrijk de achternaam voor de vader is, maar volgens de raad is het voor [de minderjarige] veel belangrijker dat de vader in gedrag laat zien dat hij de vader van [de minderjarige] is. De raad heeft tot slot verklaard dat het belangrijk is dat dit onderwerp nu wordt afgesloten en de strijd hierover eindigt.
5.11
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat geen aanleiding bestaat de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen. Door de vader is onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom zijn belang om de achternaam van [de minderjarige] te wijzigen zwaarder moet wegen dan het belang van de moeder en [de minderjarige] om de achternaam in stand te laten, mede gelet op het advies van de raad.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, uitsluitend voor zover deze ziet op de vastgestelde zorgregeling, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 mei 2022, uitsluitend voor zover deze ziet op de vastgestelde zorgregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader aldus dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • op woensdag vanaf het kinderdagverblijf tot uiterlijk 18.30 uur, waarbij [de minderjarige] bij de vader eet en de vader [de minderjarige] uiterlijk 18.30 uur terugbrengt bij de moeder;
  • één keer per twee weken van zaterdag 8.00-8.30 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt tot zondag 18.30 uur, waarbij [de minderjarige] bij de vader eet en de vader [de minderjarige] uiterlijk 18.30 uur terugbrengt bij de moeder;
  • de helft van de feestdagen, in onderling overleg af te spreken;
bepaalt aanvullend dat beide ouders jaarlijks de gelegenheid krijgen om twee keer één week en één keer twee weken aaneengesloten met [de minderjarige] door te brengen, in onderling overleg te bepalen, waarbij bij de periode van twee weken halverwege een beeldbelcontact plaatsvindt met de andere ouder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 17 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.