ECLI:NL:GHARL:2023:4406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
200.319.915
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vorderingen tot openlegging van bescheiden en deskundigenonderzoek in civiele procedure

In deze zaak hebben de appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, dat op 4 mei 2022 is uitgesproken. De procedure betreft incidentele vorderingen tot openlegging van bescheiden, verhoor van een deskundige en inzage in documenten, op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellanten, die zussen zijn, stellen dat zij geld te vorderen hebben uit twee fondsen, terwijl de geïntimeerden, ex-echtgenoten van elkaar, zich verzetten tegen de doorhaling van een hypotheekrecht. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de geïntimeerden moeten meewerken aan de doorhaling van het hypotheekrecht en heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, met uitzondering van een veroordeling tot betaling aan een van de geïntimeerden.

Het hof heeft de inhoudelijke beoordeling van de incidentele vorderingen aangehouden, omdat de memorie van grieven en de memories van antwoord reeds zijn genomen. Het hof oordeelt dat de beoordeling van de incidentele vorderingen in de hoofdzaak zelf moet plaatsvinden. De appellanten hebben verzocht om inzage in relevante boeken en bescheiden, en om een deskundigenonderzoek, maar het hof heeft besloten om hierover op dit moment geen beslissing te nemen. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de huidige stand, en het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.915
zaaknummer rechtbank Overijssel 261407
arrest van 23 mei 2023
in de incidenten in de zaak van

1.[appellante] en

2. [appellant]
die wonen in [woonplaats1]
die hoger beroep en incidentele vorderingen hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie
hierna: [appellante] en [appellant] dan wel (gezamenlijk) [appellanten]
advocaat: mr. T.A.B. Vermunt
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats2]
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna: [geïntimeerde1]
advocaat: mr. S.J.M. Masselink
en

2.[geïntimeerde2]

die woont in [woonplaats3]
hierna: [geïntimeerde2]

3. [geïntimeerde3]

die woont in [woonplaats4]

4. [geïntimeerde4]

die woont in [woonplaats5]

5. [geïntimeerde5]

die woont in [woonplaats6]
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie en eisers in reconventie
hierna ook (gezamenlijk): [geïntimeerden]
advocaat: mr. P.H.A. Mulder

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 4 mei 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 3 augustus 2022
  • de memorie van grieven met (voorwaardelijke) incidentele vorderingen tot openlegging van bescheiden ex artikel 162 Rv, tot verhoor van een deskundige ex artikel 194 Rv en tot inzage van bescheiden ex artikel 843a Rv
  • de antwoordconclusie van [geïntimeerden] in de incidenten
  • de antwoordconclusie van [geïntimeerde1] in het incident ex artikel 843a Rv

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellante] en [geïntimeerde1] zijn zussen van elkaar. [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] zijn ex-echtgenoten. Partijen twisten over de vraag of en welk bedrag zij elkaar over en weer verschuldigd zijn. [appellanten] stellen dat zij geld te vorderen hebben uit twee fondsen (het beleggingsfonds Rifodi en het Familiefonds), waarvan [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] beheerder en/of bewaarder was en/of is en dat het op hun huis rustende hypotheekrecht moet worden doorgehaald. [geïntimeerde1] stelt dat zij recht heeft op betaling van [appellanten] op grond van een geldlening en andere verplichtingen jegens haar in privé en verzet zich daarom tegen doorhaling van het hypotheekrecht. [geïntimeerden] stellen dat [appellanten] nog een deel moeten aflossen van een geldlening bij één van de fondsen.
2.2.
De rechtbank heeft in het bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – vonnis (kort gezegd) [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] veroordeeld om medewerking te verlenen aan doorhaling van het hypotheekrecht, voor recht verklaard dat [appellanten] in de hoedanigheid van participanten zijn uitgetreden uit Rifodi en dat partijen dienaangaande niets meer van elkaar te vorderen hebben, de vorderingen van [geïntimeerde1] afgewezen en [appellanten] veroordeeld tot betaling van € 29.131,15 aan [geïntimeerde2] als bewaarder van het Familiefonds.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
[appellanten] vorderen – voor zover op hen enige bewijslast rust – dat het hof aan [geïntimeerde2] op grond artikel 162 Rv een bevel zal geven tot openlegging van alle voor de beoordeling van dit geschil relevante boeken, bescheiden en geschriften die [geïntimeerde2] als bestuurder van A/b Financiën en van Belba dan wel als bewaarder van het Familiefonds en van Rifodi onder zich houdt. [appellanten] verlangen inzage in alle bescheiden, boeken, geschriften en mutaties die betrekking hebben op de door hen aangehouden rekeningen voor de periode na oprichting van A/b Financiën, Belba, het Familiefonds en Rifodi tot heden. De vordering betreft in ieder geval de rekeningen die [appellanten] bij het Familiefonds aanhouden met rekeningnummer [nummer1] , [nummer2] , [nummer3] , [nummer4] , [nummer5] , [nummer6] en [nummer7] en alle rekeningen die [appellanten] bij Rifodi aanhielden.
Indien deze incidentele vordering wordt toegewezen, vorderen [appellanten] daarnaast dat het hof een deskundigenonderzoek met betrekking tot deze boeken zal bevelen om hen in de gelegenheid te stellen een sterker onderbouwd verweer te voeren ten aanzien van de stand van baten en lasten van [appellanten] in het Familiefonds en Rifodi. Volgens [appellanten] kunnen zij zonder openlegging en onderzoek niet aan een eventuele bewijslast voldoen.
Voor zover deze vorderingen worden afgewezen, vorderen [appellanten] dat het hof op grond van artikel 843a Rv verlof zal verlenen tot inzage in de bescheiden die [geïntimeerde2] onder zich houdt met betrekking tot de administratie van A/b Financiën, Belba, het Familiefonds en Rifodi om hun bewijspositie te versterken. Zij vorderen inzage in alle mutaties van de rekeningen die zij aanhielden bij het Familiefonds en Rifodi vanaf 1 januari 2002 tot heden. Dit betreft in ieder geval de rekeningen bij het Familiefonds met de rekeningnummers zoals hiervoor genoemd. [appellanten] stellen dat deze bescheiden voldoende bepaald zijn om de vordering tot inzage daarin toe te staan en dat zij een rechtmatig belang hebben bij het opvragen en inzien van deze bescheiden.
3.2.
[geïntimeerden] concludeert tot afwijzing van alle vorderingen in het incident. [geïntimeerde1] stelt dat de voorwaardelijke incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen, voor zover het betreft de mutaties van de rekening met nummer [nummer2] (van de door [geïntimeerde2] geadministreerde lening zoals volgens hem door het Familiefonds is verstrekt aan [appellanten] vanaf 1 januari 2012 tot heden), onder de voorwaarde dat het hof oordeelt dat op [appellanten] enige bewijslast rust en voor zover deze bescheiden niet reeds eerder zijn verstrekt aan [appellanten] dan wel door [geïntimeerden] bij hun conclusie van antwoord in dit incident.
3.3.
Het hof laat de inhoudelijke beoordeling van de incidentele vorderingen in dit stadium van de procedure in het midden, nu [appellanten] de memorie van grieven reeds genomen heeft en (zo is het hof ambtshalve gebleken) inmiddels door zowel [appellanten] als [geïntimeerden] een memorie van antwoord is genomen. Het hof zal daarom binnen afzienbare tijd de hoofdzaak inhoudelijk behandelen. In het licht daarvan en van de voorwaarden (met betrekking tot de bewijslast) waaronder de incidentele vorderingen zijn ingesteld, ligt het voor de hand dat de beoordeling van de incidentele vorderingen in de hoofdzaak zelf wordt betrokken. Het hof ziet geen noodzaak om in dit stadium vooruit te lopen op die beoordeling en nu al te beslissen over de vordering tot inzage in de door [appellanten] genoemde stukken en/of de openlegging van de boeken, bescheiden of geschriften die [geïntimeerde2] onder zich houdt. Datzelfde geldt voor de vordering van [appellanten] om (op de voet van artikel 194 Rv) een deskundigenonderzoek met betrekking tot die boeken te bevelen. Het hof voegt daaraan toe dat het daarbij aan de (feiten)rechter is overgelaten of hij behoefte heeft aan nadere deskundige voorlichting. Ten aanzien van de vraag of de vordering tot inzage in bescheiden voor toewijzing in aanmerking komt op grond van artikel 843a Rv overweegt het hof nog het volgende. Ook als aan de vereisten van artikel 843a Rv zou zijn voldaan, kan een vordering krachtens dat artikel worden afgewezen wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. Omdat de zaak niet meebrengt dat op de incidentele vorderingen eerst en vooraf moet worden beslist (artikel 209 Rv), zal het hof de beslissingen daarover aanhouden.
3.4.
Het hof bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;
houdt verder iedere beslissing in het incident en in de hoofdzaak aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, D.M.I. de Waele en G.R. den Dekker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.